geboden. Om de laatste, minder om de eerste, verdient het werk onze belangstelling en toetsing.
Men kent het standpunt van bretschneider; het is dat van het Rationalisme. Die der zake kundig is, weet, dat deze rigting in Duitschland reeds aan het verdwijnen is, om voor nieuw wetenschappelijk, kerkelijk en Christelijk leven plaats te maken. Het verwondert ons dan ook niet, dat bretschneider over zijne vorige werken, door de hoofdorganen van andere Theologische rigtingen, heviglijk is aangevallen. Dit zal ook buiten twijfel met dit werk het geval zijn. Mogt men echter ook de wijze van zien, door bretschneider gevolgd, niet in alle opzigten deelen, en meenen, dat er eene hoogere opvatting van het Christendom mogelijk is, dan de zijne, dit verhindert ons niet, het goede, dat in zijn werk gevonden wordt, dankbaar te erkennen. Zoo als hij de kerkelijke regtzinnigheid onzer dagen opvat, heeft hij zeker een' gelukkigen strijd tegen dezelve gevoerd. Hij meent, namelijk dat zij op twee stellingen rust: ‘vooreerst die, dat adam in het Paradijs iets gedaan hebbe, waardoor de menschelijke natuur gansch en al verdorven, tot alle goed onbekwaam, een voorwerp van den toorn Gods geworden, en aan de eeuwige verdoemenis der hel onderworpen zij; en ten tweede, dat de Godmensch christus, door zijn aan het kruis vergoten bloed, den toorn Gods gestild, en ons van de eeuwige verdoemenis verlost hebbe.’ En tegen den harden, ruwen vorm, waarin de overdrijving onzer dagen deze hoofdzaken opvat, heeft bretschneider zeker gelukkig gepolemiseerd. Eene andere vraag is het intusschen, of de wederlegging dezer beide overdrevene begrippen, welke den hoofdinhoud van het boek uitmaakt, voldoende is, om het beginsel der overdrevene kerkelijke regtzinnigheid te ontzenuwen. Rec. is er verre van verwijderd, hetzelve te zijn toegedaan. Hij meent echter, dat er op deszelfs
practische zijde veel meer acht had moeten geslagen worden, dan hier is geschied. Bij de ware voorstanders toch, der kerkelijke regtzinnigheid, die weten, wat zij doen, zijn de genoemde leerstukken geene losse