Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1842
(1842)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijWerkjes voor de jeugd.Bij het naderen van het St. Nikolaasfeest, waarop de jeugd niet alleen wat lekkers en moois, maar soms ook een boekje ten geschenke bekomt, achten wij het niet ongepast, een paar bladzijden van ons Tijdschrift af te zonderen tot het aankondigen van eenige kinderboekjes, die ons ter beoordeeling zijn toegezonden. Den een of anderen is dit ons kort verslag misschien een niet ongevallige wenk, die hem in het kiezen en koopen leidt. Wij beginnen met een paar godsdienstige werkjes. | |
Kleine stichtelijke Parabelen, ontleend uit het dagelijksch leven, toegepast op godsvrucht en deugd, door Christiaan Scriverius. Vertaald en bewerkt naar het Hoogduitsch, door B.T. Lublink Weddik. Iste Stukje. Te Amsterdam, bij G. Portielje. 1842. In kl. 8vo. 123 bl. f : - 90. | |
[pagina 697]
| |
De Vertaler geeft in een Voorberigt rekenschap van de redenen, die hem bewogen hebben tot het vertalen (of omdat hij hier en daar eenige kleine veranderingen gemaakt heeft, noemt hij het: bewerken) van dit meer dan anderhalve eeuw oude Duitsche werkje. En gotthold's Zufällige Andachte hebben veel goeds en schoons, maar met verlof van den Vertaler, en ondanks zijne verzekering van het tegendeel, ook veel, dat onder den schijn van eenvoudigheid zeer gezocht en gekunsteld is. Wij veroorloven ons ééne proeve, waaruit men best over het geheel kan oordeelen. | |
‘De Toetssteen.Met droefheid in het hart beschouwde Gotthold eenen rijken woekeraar, die aan zijne geldtafel gezeten was, waarop vele goudstukken lagen - de rijke man had eenen toetssteen in de hand, en wreef de goudstukken, wier echtheid hij betwijfelde, aan den steen. - Toen dacht Gotthold: hier gebruikt de eene steen den anderen; want is deze mensch, die slechts verstand heeft van goud en zilver, is hij wel beter, dan de toetse in zijne hand, daar zijn hart even zoo koud is voor de armoede, als deze steen? - Ik lees wel in de Schrift, dat de stad Gods uit edelgesteenten en parelen is gebouwd, maar niet uit dergelijke toetssteenen (Openb. XXI:18.) Ik wensch van ganscher harte, dat de kinderen des lichts in hun geslacht zoo verstandig waren, als dergelijke kinderen der wereld; dat Gods woord en gebed de proefsteen waren van al onze gesprekken, daden en gedachten, opdat wij alles beproefden en het goede behielden (1 Thess. V:21). Onze goudschaal zij het geweten, waarin gelegen (gelegd) worde het gewigt des Goddelijken Woords, en naar de berekening van dat gewigt moeten onze inkomsten en uitgaven geregeld worden.’ Ons smaken vele dezer Parabelen niet, en wij zouden eerder tot eene keuze van enkelen, dan tot overbrenging van al de vierhonderd (dit stukje bevat er 90) geraden hebben; maar chacun a son goût. De aanhaling der Teksten is zeer slordig. Ps. XIX:11 (No. V) moet Ps. XXXIX:10 zijn (in No. XXV staat voor deze plaats Ps. XXXIX:2); Ps. II:12 (No. LVIII) moet zijn LI:12; 2 Kor. XIII:1, 2 (No. LXXXVI) moet zijn 1 Kor.; Ps. CXXXIII:7 (No. LXXXVII) moet zijn vs. 1 enz. enz. Wij prijzen dit eerste stukje niet onbepaald aan; het moet met den geest der onderscheiding gebruikt, | |
[pagina 698]
| |
en behoorde met dien geest aan de jeugd in handen gegeven te worden. | |
Timotheus en Philemon. De Geschiedenis van een paar Christen-Tweelingen. Verhaald door C. Schmid. Te Groningen, bij W. van Boekeren. 1841. In kl. 8vo. 152 bl. f 1-10.De geschiedenis van een paar Hongaarsche tweelingen, geroofd en in Turkije tot slaven verkocht, waar zij de middelen werden, om eenen Pacha en zijn gezin tot het Christendom te bekeeren, wordt door den bekwamen en als Schrijver voor de jeugd gunstig bekenden schmid zeer onderhoudend verhaald. Twee aanmerkingen hebben wij op het welgeschreven werkje. De eerste betreft eene tot in het bespottelijke loopende onkunde aangaande de Turksche zeden en gebruiken. Zoo is, om dit ééne (wat trouwens het voornaamste is) slechts te noemen, de betrekking van den Pacha abdallah en zijne vrouw volmaakt dezelfde als van eenen aanzienlijke bij ons en elders. Een juwelier b.v. zegt: ‘van deze gouden halskettingen moest uwe genade iets voor Mevrouw uwe echtgenoot medenemen.’! Hoe kan men toch zoo iets schrijven? Onze andere aanmerking betreft minder den vorm, dan de stof. De Christenen, die hier voorkomen, zijn Roomsch-Katholieken. Herhaaldelijk wordt dan ook van Priesters, van lijkdienst bij eene overledene, van de mis enz. gesproken (op ééne plaats heet een Roomsch Geestelijke een Predikant; zoo worden zij nooit genoemd). Dit zij nu zoo: maar vermits Ref., bij alle verdraagzaamheid jegens andersdenkenden, het in den tegenwoordigen tijd van belang acht, voor te komen, dat geene uiterlijke kerkpraal, of uitlokkende beschrijvingen van eene eerdienst, die de zinnen streelt, de Protestantsche jeugd bekoren, meent hij te moeten waarschuwen tegen hetgeen hier van dien aard voorkomt. Het geldt niet de voorstelling van het Christendom, die allezins Bijbelsch en zuiver is; doch die nu in een zonderling contrast staat met de schilderachtige beschrijving van communie en misöffer. De jeugd is voor zinnelijke indrukken hoogst vatbaar: al ware de bezorgdheid een weinig te groot, dat is beter, dan onvoorzigtigheid. Over het min waarschijnlijke van het geheel stappen wij gemakkelijker heen. Dat Germanismen, gelijk: leeft wel; | |
[pagina 699]
| |
ik mogt gaarne daarvan iets weten, enz. een kinderboekje ontsieren, spijt ons. Jammer, dat de regt gepaste wijze, om belangstelling in het Christendom bij de jeugd te bevorderen, in dit boekje van de opgenoemde leemten vergezeld is. Een aardrijkskundig doel heeft: | |
Iets over Algiers; voor de meergevorderde Jeugd. Door J. van Wijk., Rz. Met een Kaartje. Te Zwartsluis, bij R. van Wijk, Az. 1842. In kl. 8vo. 167 bl. f 1-25.De uitgever had een Fransch kinderboekje van napoleon roussel, getiteld: Mon voyage en Algérie, raconté à mes enfans, ter vertaling aangekondigd, en verzocht zijnen Oom, den hoogst loffelijk bekenden aardrijkskundige j. van wijk, roelandsz. die taak op zich te nemen. Deze vond het een oppervlakkig stukje voor kleine kinderen. Liever bewerkte hij dus het onderhavige boekje, waarin het geschiedkundige, plaatsbeschrijvende van Algiers en deszelfs gebied op eene hoogst gepaste en onderhoudende wijze verhaald wordt. Wij prijzen het nette boeksken met volle ruimte aan, en wenschten met den Schrijver, dat het kaartje beter (namelijk netter) ware uitgevallen. Taalfouten, als eenen Oostenrijkschen brik, bladz. 51, zijn zeer zeldzaam aan de naauwkeurigheid van den Heer van wijk, wien wij voor dit lettergeschenk dankzeggen, ontsnapt. Den overgang tot het straks te vermelden geschiedkundige werkje maakt het volgende, dat tot de aardrijkskunde en geschiedenis beide betrekking heeft: | |
Geschiedenis van de ontdekking der West-Indische Eilanden, en het vasteland van Amerika, door Christophorus Columbus. Een Leesboek voor Jongelingen; door P. Weeda, Onderwijzer te Zuidland. Met Platen. Te Dordrecht, bij Blusse en van Braam. 1842. In kl. 8vo. 153 bl. f : - 90.De verdienstelijke Onderwijzer weeda heeft, na het behalen van het eermetaal bij de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, reeds meer dan één werkje voor de jeugd in het vak van de geschiedenis der aardrijkskundige ontdekkingen en togten geleverd. Het onderhavige is ook zeer wèl geschreven. Blijkens den titel is het voor jongelingen bestemd. Voor dezen achten wij geschikter campe's Colom- | |
[pagina 700]
| |
bus, Cortez, Pizarro, waarvan vóór een jaar of vierGa naar voetnoot(*) eene, naar den veertienden druk bewerkte, vertaling het licht heeft gezien. Doch het plan van dat werkje is op breeder schaal, dan dat van hetgeen de Heer weeda gaf. Het voorberigt wil het voor een schoolleesboek doen dienen. Hiertoe is het, al ware het alleen om de lengte der afdeelingen, minder geschikt. Tot schoolprijsje kunnen wij het zindelijk uitgevoerde en met een paar nette steendrukplaatjes versierde boekje meer aanbevelen. Eene enkele nuttige aanmerking meer voor de jeugdige lezers (schoon er eenige voorkomen), en een weinig minder deftigheid in den verhaalstijl, zouden de waarde van het werkje niet hebben verminderd. Eer wij afstappen van hetgeen tot de aardrijkskunde betrekking heeft, melden wij bij deze gelegenheid aan: | |
Kleine Hand-Atlas van de Aarde; met statistieke Tabellen. Ten gebruike voor de lagere Scholen in Nederland. Te Rotterdam, bij A. Bädeker. 1842. f 1 - :Blijkens het voorberigt is de Schrijver van de bij dit Atlasje behoorende statistieke Tabellen f.c. walger. Zij kunnen voor een vlugtig overzigt, maar tot meer ook niet, dienen. De acht kaartjes stellen voor: het Oostelijk en Westelijk halfrond, de vijf werelddeelen, Nederland, en Palestina (ten tijde van jezus). De uitvoering dezer kaartjes is net genoeg; maar de oogen der jeugd zullen zich te zeer vermoeijen met het lezen der miskroskopische letters en het zoeken der eilandjes; een te veel voorbijgezien gebrek, waarover wij bij de aankondiging van eenen vroegeren, bij denzelfden uitgever verschenen, Atlas het onze gezegd hebben. Geheel vaderlandsch is de strekking van: | |
Tafereelen uit de Nederlandsche Geschiedenis, in Levensbeschrijvingen en Karaktertrekken van groote en deugdzame Mannen; tot vorming en navolging voor de Jeugd; bijeenverzameld door H.N. van Til. Met Platen. Te Deventer, bij A.J. van den Sigtenhorst. In kl. 8vo. 188 bl. f 1-65. | |
[pagina 701]
| |
Dit werkje behelst 41 afdeelingen, waarin nu de korte levensgeschiedenis, dan enkele daden of karaktertrekken van nu meer, dan minder bekende mannen uit de vaderlandsche geschiedenis in onderscheidene tijdperken aan de jeugd ten voorbeelde gesteld worden. De keus is met oordeel geschied, vooral omdat de Schrijver met regt schijnt begrepen te hebben, ook het minder bekende te moeten opzoeken, liever dan weder opwarmen, wat, hoe belangrijk ook, toch waarlijk wel wat afgezaagd wordt; b.v. albrecht beiling, jan van schaffelaar, hugo de groot in zijn boekenkoffer, enz. Dit boekje, al ware het met eenige verkorting, achten wij zeer geschikt, om, in goedkooper kleed gestoken, voor een leesboek op de scholen te dienen. Thans treden wij op het gebied der verdichting. Aan verhaaltjes, van welke meer dan een in hetzelfde boekje is opgenomen, zenden wij vooraf een enkel doorloopend verhaal, dat der jeugd wordt aangeboden in: | |
De jonge reizende Kooplieden, of de opvoeding door den drang der noodzakelijkheid. Naar het Fransch van L.P. Langlois. Met Platen. Te Leyden, bij D. du Mortier en Zoon. In kl. 8vo. 320 bl. f 1-80.Het minder bekende van dit werkje, welks onderhoudende en leerzame schrijftrant der bekwaamheid van de Schrijfster alle eer aandoet, bewoog den Overzetter, om het aan de Nederlandsche jeugd vertaald aan te bieden. Hij verdient den lof van in dien arbeid over het geheel zeer wèl te zijn geslaagd. Alleen hadden wij de Fransche hoffelijkheid, waar die te sterk voor onzen landaard uitkomt, liever een weinig gewijzigd gezien. Men behoeft daarom niet onbeschaafd te willen schijnen, maar Mijnheer Pieter te laten zeggen tot eenen reizenden marskramer, dit wil er bij ons minder in. Ware de geheele geschiedenis niet tot een Nederlandsch verhaal, met Nederlandsche namen en plaatsen om te werken geweest? - Van noodlot hooren wij minder gaarne spreken, dan van Gods voorzienigheid, of, waar deze uitdrukking in den zamenhang minder eerbiedig mogt schijnen, eenvoudig van geluk, of ongeluk, naarmate het in den zin te pas komt. Kortom, de geheele houding is ons wat Franschaardig gebleven. Niet vertaald zijn | |
[pagina 702]
| |
Het loon der deugd en het gevolg der ondeugd, geschetst in Verhalen, door C. van der Vijver. Met Platen. Te Amsterdam, bij G.W. Tielkemeijer. In kl. 8vo. 104 bl. f 1-10.
| |
Schilderingen uit den jeugdigen leeftijd. Naar het Hoogduitsch van A. Schoppe, geb. Weise. Door J. Wolff, Onderwijzer in de Departementsschool te Haarlem. Met Platen. Te Leyden, bij D. du Mortier en Zoon. 1841. In kl. 8vo. 123 bl. f : - 90.En al waren de twee eerste, uit de Fransche geschiedenis ontleende verhaaltjes duizendmaal over van amalia schoppe, zij bevielen ons niet. Niet alleen omdat de verhaaltoon hier meestal dat losse en levendige mist, waardoor de Schrijfster zich doorgaans kenmerkt, maar ook om dat despotieke, dien zotten eerbied van wijze en grijze mannen voor een' knaap, | |
[pagina 703]
| |
omdat die knaap de Dauphin van Frankrijk is. Dat ‘geheiligde persoon,’ van dien knaap gebezigd, moge geschiedkundig waar zijn, het komt niet te pas in kinderverhalen, waarin van alle rangzucht niet dan met den sterksten afkeer moet gesproken worden. Komt zoodanig een verhaal in de handen van bedorvene aanzienlijke kinderen - zij misbruiken het zoo ligt. Het vierde, zich Oostersch noemende verhaal beteekent al heel weinig; het derde alleen is een lief vertelsel, in den echten trant der verdienstelijke vrouw. Daar het St. Nikolaasfeest voor onze kinderen is, wat het Kersfeest is voor de Duitsche, had de Vertaler daarop bedacht moeten zijn bij het schrijven van het begin dezes verhaals. Wij laten de bewerking van een algemeen bekend verhaaltje tot een tooneelspelletje volgen; te weten: | |
De Paascheijeren. Een Tooneelspel voor Kinderen, in vijf Bedrijven; gevolgd naar het Verhaal van C. Schmid. Te Deventer, bij A.J. van den Sigtenhorst. In kl. 8vo. 66 bl. f : - 45.Het moeit ons, geen gunstiger oordeel te kunnen vellen over deze bewerking van een zoo gunstig bekend boekje. Wij zouden het onbepaald en sterk afkeuren, indien alles gelijk ware aan het volgende: ‘Kuno. Genadige Gravin! dat was een duivelsche weg over die rotsen naar beneden. Meer dan honderdmaal gleed de ezel uit, en wij waren beide in gevaar om in de diepte neder te storten; en dan zouden wij wel geene opstanding, behalve die uit de dooden, hebben te wachten gehad.’ ‘..... Aan de eene zijde rotsen tot aan den hemel, en aan de andere eene diepte als de hel.’ Is het waarheid, wat het voorberigt zegt, dat de eerwaardige schmid zijn genoegen over deze omwerking heeft betuigd? ..... Wij kunnen het naauwelijks gelooven. Volge: | |
Oom Koenraad en zijne lievelingen. Een Geschenk voor de lieve vaderlandsche Jeugd. Door O.G. Heldring. Met Plaatjes. Te Koevorden, bij D.H. van der Scheer. 1841. In kl. 8vo. 91 bl. f : - 60. | |
[pagina 704]
| |
Een lieve titel, niet waar? Het boekje is niet kwaad, vooral om eenige kinderspelen nader te doen kennen. Ds. heldring, die in alles, wat hij schrijft, wel wat stokpaardig is, heeft ook zijn stokpaard gemaakt van het oprakelen van oude kinderspelen. Daarover een woord aan Ouders maakt in een kinderboekje eene vreemde figuur. Voorts: er is zoo oneindig veel van dien aard, dat men er het: mediocribus esse, cet. gerustelijk op mag toepassen. Geheel anders is: | |
Uitspanningsuren voor ligchaam en geest; der Nederlandsche Jeugd aangeboden door Mevr. Wed. A.B. van Meerten. Met Plaatjes. Tweede vermeerderde Druk. Te Schoonhoven, bij S.E. van Nooten. In 12mo. 102 bl. f 0-90.Het verwondert ons niet, dat van dit alleraangenaamste werkje een tweede druk noodig was. Het zijn geene verhaaltjes of dergelijke, maar meer dan honderd pandspelen, raadsels, vermakelijkheden uit de Natuurkunde, rekenkundige spelen, enz. alles even onderhoudend, even beschaafd, even vrolijk. Wij kunnen het niet genoeg aanbevelen, en zouden van de waardige Schrijfster gaarne nog zulk een aangenaam boekje ontvangen. Eén proefje, dat ons nieuw was: ‘Zeg mij eens zesmalen na: J'ai vu à Sans-Souci cent-six Suisses, sucer six cent-six saucises, dont six en sauce et six cents sans sauce.’ | |
Keur van Fabelen voor de Nederlandsche Jeugd, in versmaat, door J. Kramers, Jz. Met 21 Plaatjes. Te Gouda, bij G.B. van Goor. In 16mo. 80 bl. f 1 - :Veertig, meest Esopische fabelen, los en goed in dichtmaat gebragt, nuttig voor de jeugd, met nette plaatjes. Om de laatste werden de eerste geschreven. Deze moeijelijkheid is zoo goed overwonnen, dat men haar, zonder des Schrijvers verzekering, niet eens vermoed zou hebben. Eindelijk is: | |
Geschenk aan paardenminnende Knaapjes, inzonderheid aan den lieven kleinen Willem. Te Deventer, bij A.J. van den Sigtenhorst. In 16mo. 69 bl. f : - 50.niet voor knaapjes, die groote, levende paarden beminnen, maar voor vriendjes van stok-, hobbel- en dergelijke paarden; verhaaltjes en plaatjes hebben daarop betrekking. |