Kerkelijke Raadvrager en Raadgever. IIIden Deels 2de Stuk. Door J. Heringa, Eliza'sz. Te Utrecht, bij J.G. van Terveen en Zoon. 1841. In gr. 8vo. VIII en 346 bl. f 2-90.
Iedereen, die met ons het voorregt had, den voortreffelijken heringa van nabij te kennen, ontvangt voorzeker met hooge belangstelling ieder grooter of kleiner geschrift, dat ons uit 's mans nalatenschap nog wordt aangeboden. Welkom was ons dus ook dit Deel van den Kerkelijken Raadvrager en Raadgever. Beoordeeling van hetzelve kan onze taak niet wezen, daar wij het werk voor ons hebben van een' afgestorvenen, die bovendien boven onzen lof verheven is. En uitvoerige aankondiging zal wel overbodig zijn, daar het voorzeker, terstond na de uitgave, door de talrijke vereerders en vrienden van den ontslapenen is gekocht en gelezen. Ware het noodig, wij bevalen het belangrijke boek allen Evangeliedienaren, en allen, die zich voor die betrekking voorbereiden, met volle ruimte aan. Vader heringa spreekt hier nog nadat hij gestorven is. En hoe gaarne hooren wij hem over Dank- en Bededagsleerredenen, over het prediken naar de algemeene vatbaarheid, over het ernstig en hartelijk prediken, en over de geaardheid der Nederlandsche Hervormde Gemeenten in onze dagen. Vooral de drie laatstgenoemde Verhandelingen bevatten eenen schat van wijsheid, door ieder hoog te waarderen. Ook de overige stukken bekleeden eene waardige plaats in dezen bundel.