Iets naders omtrent de algeheele onwenteling in den akkerbouw.
Na de plaatsing van het stukje, getiteld: Algeheele Omwenteling in den Akkerbouw, (zie No. IV der Vaderlandsche Letteroefeningen voor 1842) voldoet de Redactie, onpartijdigheidshalve, gaarne aan het verzoek, om het gevolg der zaaijing, zoo als die in genoemd stukje voorgeschreven en in ons Vaderland beproefd is, insgelijks mede te deelen. De opgave daarvan wordt gevonden in de Provinciale Groninger Courant van 19 April l.l. en is van den navolgenden inhoud:
Groningen, 18 April 1842.
‘Aan de Redactie der Provinciale Groninger Courant.
Vóór eenigen tijd is in sommige Couranten een berigt geplaatst, volgens hetwelk zaden van granen, geheel boven op vasten grond gelegd, en alleenlijk met stroo bedekt, zonder bemesting, eenen zeer goeden oogst zouden opleveren. Thans wordt ditzelfde stelsel, meer uitvoerig, in de Vaderlandsche Letteroefeningen van April 1842 medegedeeld. Ten einde minkundigen van nuttelooze proefnemingen af te houden, kunnen wij melden, dat wij in October 1841 naar dit voorschrift zaden boven op den vastgeslagen grond gelegd en met stroo bedekt hebben. Wij hebben daartoe genomen tarwe, rogge en wintergarst; doch, niettegenstaande den zachten winter van 1841 tot 1842, waren deze drie graansoorten in het voorjaar van 1842 allen gestorven, dat niet het geval was met andere in de nabijheid staande planten van dezelfde soorten, doch op de gewone wijze behandeld.
Uw bestendige Leser.’
Deze overneming moge, zoowel voor de daarbij dadelijk belanghebbende lezers van dit Tijdschrift, als voor het algemeen, als een niet nutteloos berigt beschouwd worden.