Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1842
(1842)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNotice sur les Manuscrits trouves à Herculanum, par J.C.G. Boot, Docteur en droit et ès lettres. Amsterdam, chez J. Muller. 62 pag. f : - 80.Deze in de Fransche taal welgeschrevene Verhandeling is aan den beroemden Oudheidkundige andreas de jorio, Kanoniken Napolitaansch Edelman, opgedragen, die zich, met den Abt quadrari en den Ridder l. blanchi, door de beschrijving der Herculanîsche handschriften zoozeer verdienstelijk heeft gemaakt. Door dit werkje heeft de Schrijver zijne landgenooten voldoende ingelicht over een onderwerp, dat over het algemeen slechts weinig bekend was. Het handelt, in verschillende hoofdstukken, over de ontdekking der handschriften, het papyrus der Ouden, den inkt en de pennen of schrijfstiften, die zij gebruikten, den vorm van hunne boeken of geschriften, en over den tegenwoordigen staat der manuscripten en de proeven tot hunne ontrolling, en ontcijfering genomen, waaromtrent de belangrijkste bijzonderheden worden medegedeeld, en de redenen opgegeven, die veroorzaakt hebben, dat de groote en langdurige moeite, aan de ontrolling en lezing besteed, tot nog toe zoo weinig vrucht voor de oude letterkunde en wetenschappen heeft opgeleverd. Toen men als op nieuw de steden Pompeia en Herculanum uit de asch en lava, die haar bedekten, zag verrijzen, en door de voorwerpen van allerlei aard eene levendige voorstelling verkreeg van het geheel der Grieksch-Romeinsche beschaving in de eerste eeuw onzer jaartelling, verwachtte men met reden, dat men ook geschriften zoude vinden, die ons vele verlorene werken der oudheid zouden teruggeven. Men heeft, wel is waar, een groot aantal boekrollen ontdekt, doch, helaas, in een' bijna verkoolden staat; die het ontrollen zeer bezwaarlijk maakt. Men stelde hiertoe in het begin vruchtelooze pogingen in het werk, en een Napolitaan (piaggio)Ga naar voetnoot(*) bedierf en vernielde in een' korten | |
[pagina 33]
| |
tijd 337 Grieksche en 18 Latijnsche handschriften. In 1754 liet men uit Rome den Geestelijke antonio piaggio komen, die aan de Vaticaansche boekerij verbonden was, om deze taak op zich te nemen. Met een buitengewoon geduld begaafd, slaagde hij beter, en zijne wijze van ontrolling, die men hier beschreven vindt, is thans nog in gebruik. In een aanhangsel geeft de Schrijver verslag van hetgeen men van de handschriften heeft uitgegeven. De Academia Ercolanese heeft zich met de uitgave der ontcijferde handschriften belast. Zij is te Napels in 1793 begonnen met dezelve uit te geven, en heeft daarvan zes deelen in folio, in 1793, 1809, 1827, 1832, 1835 en 1839, het licht doen zien. Zij bestaan in fragmenten van Verhandelingen van philodemus, over de Muzijk, over de Ondeugden en Deugden, over de Rhetorica van epicurus, over de Natuur, en eenige gedeelten van Latijnsche gedichten, waarschijnlijk van c. rabirius, en van eene zedekundige Verhandeling van polystratus. Behalve de vervolgen van de werken van philodemus en epicurus, over de Rhetorica en over de Natuur, zijn voor de uitgave in gereedheid de Verhandeling van den eersten over de Vrijheid, over den Dood, over de Godsdienst, over de Wijsbegeerte, enz. en van chrysippus, over de Voorzienigheid. Men ziet hieruit, dat de schriften uit de school van epicurus, waartoe philodemus ook behoorde, in het zuiden van Italië zeer bekend waren en veel gelezen werden. Het is te verwonderen, dat men tot nog toe geene handschriften van andere Grieksche en Latijnsche Schrijvers heeft ontdekt. Wij wenschen, dat de Heer boot ons van tijd tot tijd met dergelijke degelijke Verhandelingen, het vak der oudheidkunde betreffende, en die zoo vele blijken, als deze, van grondige studie en beoefening der bronnen, alsmede van eenen goeden stijl, mogen dragen, zal vergasten. Het kan niet anders, of hij zal hierdoor ook bij den buitenlander als een bekwaam en geleerd Archeoloog bekend worden. |
|