werkzaamheid, den weldoener van allen, die hem omringen, den ondersteuner van alle goede en nuttige inrigtingen, den voorbeeldigen menschenvriend. Bij het lezen van deze hoofdstukken gevoelen wij, dat van hall hier uit eigene persoonlijke kennis spreekt; dat hij getuige is geweest van deze schoone werkzaamheid des grijsaards. Van hem mogt het in vollen nadruk gezegd worden, dat de grijsheid eene sierlijke kroone is; en weinige menschen, die zulk eene groote rol hebben gespeeld op het woelige tooneel der wereldgebeurtenissen, brengen den avond huns levens in zulk eene kalme rust, in zulk eenen benijdenswaardigen vrede door.
Minder voldaan lieten Rec. sommige der andere hoofdstukken. Daar, waar b.v. de krijgsbedrijven van van kinsbergen in Rusland worden beschreven, had hij wel eene levendiger voorstelling gewenscht, iets meer, dan een kort verhaal van den uitslag van den strijd. De groote loftuitingen, den zeeheld van alle kanten toegezwaaid, wekken wel de overtuiging bij den lezer op, dat hij iets groots moet gedaan hebben, maar zijne nieuwsgierigheid blijft onbevredigd. De geachte schrijver zal misschien tegenwerpen, dat geene meerdere bijzonderheden hem bekend waren; doch Rec. gelooft, dat zelfs van het bekende meer partij ware te trekken geweest, om den lezer belang in te boezemen. In het algemeen komt het Rec. voor, dat de verdiensten van den Admiraal in verschillende betrekkingen meer hadden moeten en kunnen uitkomen. Omtrent onderscheidene punten moet de schrijver belijden, dat hij geen bevoegd beoordeelaar is; dat de plannen van van kinsbergen, de werken, door hem geschreven, over punten loopen, waarvan hij geene kennis bezit. Dat is natuurlijk: maar waren er geene middelen, om hier te worden voorgelicht, en daardoor de eigenaardige verdiensten van den bekwamen man in een helder licht te plaatsen? Rec. bejammerde het althans bij het lezen meermalen, dat geen vollediger beoordeeling van 's mans daden en werken heeft kunnen geleverd worden. Hij zou zoo gaarne eene even levendige voorstelling hebben behouden van diens grootheid in de verschillende vakken van zijn beroep, als hij het nu heeft van zijne edele hoedanigheden en werkzaamheden als mensch.
Doch dit zij niet gezegd, om eenigzins een ongunstig oordeel over het geheele boek te vellen. Het is de hooge belangstelling in den man, over wien hier gehandeld wordt,