Kant.
‘Goed dat gij komt,’ riep de Gravin van K... Professor kant toe, toen hij eens, in een gezelschap van heeren en dames, binnentrad; ‘kunt gij, groote menschenkenner, als gij zijt, bij het eerste binnenkomen in een vreemd huis, ontdekken, of de man dan wel de vrouw er den schepter voert?’ - ‘O ja!’ hernam kant. - ‘En waaraan wilt gij dit dan onderscheiden?’ - ‘Bemerk ik, genadige Gravin, dat er eene groote stilte in huis heerscht, dan besluit ik daaruit, dat de vrouw het gebied voert, want eerder toch hebben de vrouwen geen rust.’