Vorst Mentschikow.
Hij leefde te Beressow in ballingschap, en was buitengemeen vroom geworden, zoodat hij met eigene handen eene kerk hielp bouwen, waarin hij, tot boeting zijner zonden, het ambt van klokluider waarnam.
Hij werd in 1729 voor de deur van het kleine bedehuis begraven, en zijn bijna geheel vergeten overschot bleef aldaar tot in 1821, toen de Stedehouder van Tobolsk, op het verzoek van dmitri kamensky, schrijver eener levensgeschiedenis van de tijdgenooten van peter den I, het graf deed openen. Men vond het lijk, dat diep in den nooit ontdooijenden grond was nedergelaten, volkomen gaaf en onbedorven. Eene menigte reliquien van hetzelve werden aan de talrijke nakomelingen en bewonderaars van eenen man uitgereikt, die eerst koekbakkersjongen, daarna eerste Minister van peter den grooten, en eindelijk op het punt geweest was, om schoonvader van Czaar peter II te worden.
Zoo verheft, vernedert, vleit en vertrapt de fortuin! Heil hem, die, met het bewustzijn van innerlijke waarde in den boezem, van der jeugd af aan geleerd heeft, met weinig tevreden te zijn, en aan het blinde geluk niets te danken wil hebben!