Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1840
(1840)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBegrafenis van sultan Rundschit-Singh.Sultan rundschit-singh van Lahore overleed den 27 Junij 1839. Nopens zijne begrafenis levert thans het Zevenbergsche Weekblad een berigt van Dokter martin honigberger, die uit Hermanstad naar Lahore gekomen was, en nu als ooggetuige dingen verhaalt, welke het Oostersche fatalismus in al deszelfs oude onverzettelijkheid doen kennen. Hij had aanvankelijk het geluk gehad, bij den zieken Sultan geroepen te worden, en een paar dagen lang lieten deze en de artsen te Lahore zich de geneeswijze van den vreemdeling welgevallen. Daarna echter begonnen de gewone kabalen; de inlandsche kwakzalvers maakten geneesmiddelen uit edelgesteenten enz. gereed, en de Sultan zelf dicteerde recepten, bij de voòrlezing van een in het Sanscrit geschreven en met fabeltjes opgevuld werk over ziekten en derzelver genezing. De dood maakte aan de zaak een einde, en de begrafenis volgde op den 28 Junij. ‘Des morgens ten 7 ure (dus schrijft honigberger) begon de groote begrafenistogt naar den, op een ruim plein opgerigten en rijkversierden houtstapel, waarop het lijk van den Vorst met vier zijner weduwen en zeven zijner slavinnen verbrand zou worden. Deze vrouwen hadden den Harem vrijwillig verlaten; en, terwijl zij in elk ander geval door niemand gezien mogten worden, gaven zij zich thans ongesluijerd en barrevoets, maar overigens met de uiterste zorgvuldigheid opgetooid, aan de blikken der nieuwsgierigen prijs. Onder het gaan schonken zij nog het overschot harer kostbaarheden, goud, zilver, edelgesteenten en andere tot haren tooi behoorende voorwerpen, weg. Aan de voornaamste werd van tijd tot tijd een spiegeltje voorgehouden, waarschijnlijk ten einde zij, door in hetzelve te zien, zou kunnen waarnemen, of hare gelaatstrekken zich ook veranderd hadden en angst verrieden. Dit spiegeltje | |
[pagina 262]
| |
droeg eene der vrouwen, die haar in den dood verzellen zouden, in eenen ring aan den duim. Alle vier spraken, op eenen aandoenlijken maar vasten toon, tot het volk, zonder eenigen zweem van vrees te laten blijken; de beroemdste helden der geschiedenis hebben geene grootere doodsverachting getoond. Het is mij onmogelijk naar eisch te beschrijven, wat ik gevoelde, toen ik deze tot geestdrift opgewondene zelfmoorderessen, door eene talrijke volksmenigte bewonderd en nog gedurig meer aangeprikkeld, blij te moede naar den brandstapel zag snellen, volkomen bij hare zinnen en niet bedwelmd, met vasten tred dien zag beklimmen, en in eene soort van verheerlijkingGa naar voetnoot(*) de eene na de andere zich rondom het lijk des Konings zag neêrvlijen, dat met groote praal vóór haar op de houtmijt lag uitgestrekt. Nog altijd geloofde ik, dat dit alles een goochelspel, eene vertooning voor het volk was; maar toen men nu deze levenden, nevens den doode, zorgvuldig met biezen matten bedekt, er eenig reukhout over uitgespreid en vervolgens den brandstapel aangestoken had, - toen liep het mij ijskoud over den rug! Ik stond slechts tachtig schreden van den houtstapel verwijderd, was geheel oog en oor, maar hoorde noch gekerm noch gesteun, zag niet de minste beweging onder de matten. Waarschijnlijk zullen de ongelukkigen terstond gestikt zijn, want van onderen ging dikke rook en dwalm op, waaruit vruige tongen het maal, dat zij weldra verslinden zouden, belekten! Het volk was volkomen rustig en in aandachtige verrukking; het verschrikkelijke doodfeest werd slechts door eene zachte Oostersche trommelmuzijk, door het Ram! Ram! (God! God!) der Braminen en door het knetteren van het wildwoedende vuur begeleid, - anders hoorde men geen geluid hoegenaamd. De eerste Minister had zich insgelijks volstrekt met den Sultan willen doen verbranden, en slechts met veel moeite is het aan den nieuwen Vorst karak-singh en aan de eersten des rijks gelukt, hem van dit voornemen terug te brengen; hij is hier alles voor allen. Naderhand zijn de beenderen en de asch des Konings en zijner vrouwen, bij eenen plegtstatigen op- | |
[pagina 263]
| |
togt, in fraaije palankins, naar den heiligen stroom, den Ganges, gedragen. |
|