allerhande godgeleerde en philosophische anen en isten zoo veel geschreven, gesproken en getwist is, mogen wij gaarne lijden, dat door dit stukje nu de zaak geheel uitgemaakt is; maar wij twijfelen er aan. Het vierde verhaal, Donna Coucha, is eene Rinaldinade, welke alle gebreken, aan deze soort van vertellingen eigen, aankleven. Het laatste stuk in dezen bundel, Nanthilde, Koningin van Frankrijk, is eene oude bekende. Of wij haar echter in haar oorspronkelijk gewaad, dan wel reeds herwaarts overgebragt, vroeger hebben ontmoet, kunnen wij ons niet naauwkeurig herinneren. Indien dit stuk niet reeds vroeger vertaald is, behoort het voor 't minst niet tot de nieuwste voortbrengselen van uitheemschen grond, ofschoon het ver boven het naastvoorgaande gesteld kan worden.
De lezer vindt dus hier goede en minder aanbeveling verdienende waar bij elkander gevoegd, blijkbaar met het doel, om aan den Uitgever voorraad te leveren, ten einde een boekdeel, dat zekere maat moet bereiken, op te vullen. Onder het inzien van het Woord aan den Lezer, hetwelk onmiddellijk op den titel volgt, meenden wij eene aanprijzende Voorrede te lezen, en zochten aan het einde naar de naamteekening van den patroon des cliënts. De geheimzinnige A., waarmede dit woord onderteekend was, liet onze nieuwsgierigheid onbevredigd, tot dat wij ontdekten, dat het de Vertaler zelf is, die zijnen arbeid recenseert. Wij hoorden dus het hennetje van claudius weder kakelen, hetwelk zich verblijdt over de vreemde koekoekseijeren, alsof het hare eigene waren.