een spoedig naderend uiteinde deed den Schrijver naar een middel uitzien, om de kommervolle omstandigheden van zijne bejaarde moeder, benevens twee zusters, door zijn overlijden van hem, haren steun, beroofd, te verzachten. Zulk een middel hoopte hij te vinden in de uitgave van eenige Leerredenen, uit zijne schriftelijke nalatenschap te kiezen. Hij noemde zijnen vriend, den Eerw. wernink, te Vlaardingen, als dengenen, door wien hij wenschte dat derzelver uitgave mogt tot stand komen. Met een zeer gelukkig gevolg werd eene dubbele inteekening opengesteld op een zestal en een twaalstal nagelatene Leerredenen. Wij verblijden er ons over, dat de talrijke begunstigers van deze uitgave zich, wat de waarde van deze Leerredenen betreft, over hunne medewerking niet behoeven te beklagen. De eerste Leerrede van het zestal, hetwelk wij thans ter aankondiging voor ons hebben, behelst, over markus I:35, eene beschouwing van jezus in zijne gemeenschapsoefening met God. De tweede, over ruth I:8: Gelijk gij gedaan hebt bij de dooden, is ingerigt ter opleiding tot het onderzoek naar ons gedrag jegens hen, die wij door den dood hebben verloren. De derde Leerrede beschouwt, naar aanleiding van Numeri XX:23-29, den dood van aäron als eene proeve der zorg van God voor zijne dienaars in de ure des doods. In de vierde, over Openb. II:7b. Die overwint enz. wordt voorgesteld het hemelsche loon, door den verheerlijkten Middelaar beloofd, ter aanmoediging in den Christelijken strijd. De vijfde handelt over de versmading van onze dierbaarste voorregten, en heeft tot tekst Hebr.
XII:16, 17. In de zesde of laatste in dezen bundel voorkomende Leerrede wordt, naar aanleiding van Hand. XXVI:29, gehandeld over de uitmuntende hoedanigheid van verstand en hart in den Apostel paulus, gelijk zijne betuiging tot agrippa daarvan ten bewijze verstrekt. Reeds de opgave van deze onderwerpen doet, naar ons oordeel, blijken, dat zij uit hoofde van derzelver belangrijkheid de aandacht waardig zijn; terwijl de lezing ons overtuigd heeft, dat zij op eene het verstand even zoo zeer als het hart bevredigende