Boekbeschouwing.
Henrici Egberti Vinke, Oratio de Religionis Christianae in conformandis hominum animis iisque eonsolendis vi atque efficacitate, habita die 26 Martii 1840, quum Academica regundae munus solenni ritu poneret. Trajecti ad Rhenum, apud J. De Kruyff. 1840. Form. 8va. maj. 52 pag. f :-50.
De redevoering, die de astredende Rector Magnificus op onze Hoogescholen naar oud gebruik doen moet, is dikwijls voor de Hoogleeraars eene moeijelijke of althans lastige taak, daar het hun, hoe uitstekend ook in hun vak, niet altijd gegeven is Redenaar te zijn, en het ook dikwerf moeijelijk is, eene stof te vinden, die algemeen behagen kan: maar er is ook daaromtrent eene nieuwe zwarigheid ontstaan, sedert dat zij (wat op zichzelf zeer gepast is) de fata prospera et adversa Academiae, gedurende hun Rectoraat, moeten vermelden, waarmede de gekozen stof niet altijd even goed overeenkomt. - Het was dus een gelukkig denkbeeld van den Hoogleeraar vinke, bij zulk eene gelegenheid, ter inleiding terstond te beginnen met de vermelding van het geleden verlies, door den dood der Hoogleeraren van heusde, heringa en suerman, den Zoon, en hieruit aanleiding tot zijn onderwerp te nemen, namelijk den invloed van de Christelijke Godsdienst, om het hart der menschen te vormen en te vertroosten, willende het eerste in het voorbeeld der drie overledenen aantoonen, het laatste op zijne in die verliezen deelnemende Hoorders toepassen.
Wat nu de uitvoering van dit plan aangaat, heeft Ref. dezelve, wat het eerste punt betreft, vooral met genoegen beschouwd ten aanzien van wijlen Prof. van heusde, in wiens wijsgeerig onderzoek, onderwijs en zedelijk bestaan de Redenaar de weldadig vormende kracht van het Christendom zeer doelmatig aantoont. Doch ten opzigte