te leveren. Indien wij alleen het genoegen, hetwelk de Romans van dien aard ons verschaffen, tot een' maatstaf zullen nemen, om er ons vonnis over te vellen, dan zekerlijk dient de zaak ten voordeele dier Schrijvers uitgewezen te worden. Van den tijd toch van florian af, die met zijn' Numa Pompilius een der eersten is geweest, die zoodanige soort van Romans en vogue bragt, heeft dezelve niet opgehouden, de lezers van dergelijke schriften menig vermakelijk uur te doen doorbrengen. De Romulus van august lafontaine, zijn Agis en Cleomenes, zijn Aristomenes en Gorgus, zijn Romans, die niet kunnen nalaten op het hart hunner lezers te werken; en het moge wezen, dat het betooverende van het antieke rijkelijk daaraan het zijne toebrengt, als het aan eene bekwame pen is toevertrouwd, biedt de latere Geschiedenis geene minder geschikte bouwstof, om aan het verlangen van een' beschaafden geest en een gevoelig hart te voldoen. De Fedor en Maria, de Clara Duplessis en Clairant, de St. Julien van denzelfden Schrijver, en over het geheel al de onderwerpen aan de eerste, groote Fransche Revolutie ontleend, strekken er ten bewijze van, die, hoezeer thans door een langdurig tijdsverloop misschien vergeten, of althans zekerlijk door de latere voortbrengselen van bijkans eene halve eeuw verdrongen, niet zullen nalaten, hem, die dezelve nog eens in de hand neemt, op meer dan ééne bladzijde diep te treffen. De Romanschrijvers van den lateren tijd mogen al niet dat teederhartige bezitten, hetwelk de schriften van lafontaine kenmerkt, het blijft niettemin waar, dat hunne voortbrengselen voor degenen, die op belangrijke tijdperken der Geschiedenis eenige waarde stellen, een' hoogen prijs zullen behouden, en dat zij, welligt meer op het afschilderen van karakter dan
van hartstogt gesteld, in dezelve hun verlangen ten volle voldaan zullen vinden.
Het is dan ook van dien kant, dat de Romans van walter scott, cooper en andere Schrijvers van dien stempel bij de Engelschen, algemeen zoo gretig zijn ontvangen geworden. Onder degenen, die als de opvolgers van den eerstgenoemden te beschouwen zijn, bekleedt harrison ainsworth eene eerste plaats; en wij hebben het den Nederlandschen boekhandel te danken, dat ook de vruchten van zijnen letterarbeid niet voor ons publiek onbekend blijven. De Roman, dien wij thans voor ons hebben, is, zoo veel wij weten, de eerste van dien Schrijver, die in een Nederlandsch kleed