pen. Hij zag zich te New-York ondersteund met het daartoe benoodigde kapitaal, waardoor hij zich vond in staat gesteld tot aanschaffing van togtgenooten en benoodigdheden. Zoo toegerust, ving hij den 1 Mei 1832 zijne expeditie aan; doorreisde woestijnen en gebergten, maar zonder daarbij de beoogde voordeelen op te doen. Hij was ook, zegt de Schrijver, een te opregt en openhartig krijgsman, om een loerende jager of spaarzame
koopman te worden. Rijk aan avonturen, maar even arm in vermogen, keerde de Kapitein na eene afwezigheid van meer dan drie jaren terug. Het is deze reis, welke in dit werk beschreven wordt. Zij levert, in den uiterst levendigen stijl van washington irving beschreven, niet alleen een aangenaam onderhoud, maar is te gelijk een zeer nuttig boek. Men wordt bekend met landstreken en volksstammen, van welke men zoo goed als nooit iets gehoord heeft, en die trouwens nog bijna geheel onbereisd en onbekend zijn. Het ontbreekt niet aan avontuurlijke ontmoetingen, gevaarvolle omstandigheden, en wat verder de verbeelding van den lezer spant en zijnen leeslust gaande houdt. Alles is vol afwisseling: bevriende en vijandelijke Indianen; bevervangers, hier gemeene zaak met de expeditie makende, daar met handelsnijd hen ontwijkende of belagende; overvloed en gebrek; genot en ontbering; jagerstogten en schermutselingen. Vreemde namen vindt men hier van Indiaansche volksstammen: Kraai-Indianen, Zwartvoeten, Platkoppen, Boorneuzen, en wat niet al! De Kapitein had, bij tijd en gelegenheid, ook lust en opmerkzaamheid, om derzelver zeden en gewoonten gade te slaan; waaromtrent vele belangrijke berigten worden medegedeeld. Het werk is zeer goed vertaald en gedrukt, en levert alzoo eene even aangename als nuttige lectuur. Aanmerkingen van belang hebben wij niet.