Orphea. Bloemlezing uit de Schatkamer van eenen Romandichter. 1ste en 2de Stuk. Te Hoorn, bij Gebr. Vermande. In gr. 8vo. 172 en 146 bl. Te zamen f 3-:
‘De Schrijver van dit verhaal,’ leest men voor in het eerste stukje, ‘wenscht hetzelve alleen beschouwd te hebben als eene uitgebreide romantische of niet alledaagsche inleiding voor de omgewerkte vertellingen uit vader cats en andere stukken, welke men voornemens is, onder den titel van orphea, als een offer aan de schoone sekse, het publiek van tijd tot tijd aan te bieden.’ Het is dus eene soort van nieuw Tijdschrift, schoon niet op bepaalde tijden zullende verschijnen, waarvan wij de inleiding en eerste proeve moeten aankondigen. Die inleiding is een romantisch verhaal, zeer wel geschreven, waarin een dichter, die zeer geleerd, maar in de dingen van het dagelijksche leven volmaakt onkundig is - een kamergeleerde - de hoofdpersoon is. Dit verhaal is echter slechts daarom de inleiding tot het vervolg, omdat de Schrijver het er toe heeft gelieven te bestemmen. Het levendig opgestelde stuk laat zich met genoegen lezen.
Het tweede stuk bevat eerst drie verhalen uit (of beter naar) Vader cats, t.w. Actaeon en Jolinde; de Vrijstermarkt; Philetas en Psyche. Door het moderniseren (wij weten het niet beter te noemen) hebben deze verhalen inderdaad gewonnen voor het hedendaagsche geslacht. Ook het Spaansch Heidinnetje en anderen verlangen wij aldus versneden te lezen. Voorts: Walingier van Egmond, een verhaal van b.a. plemper van balen, dat hier en daar goed is, maar, om onverdeelden lof te kunnen bekomen, het tooneel tusschen Ada en Renesse niet aldus had moeten schilderen. Eindelijk eenige gedichten - behalve het eerste en derde, die fraai zijn - niet veel om het lijf hebbende. Beets en de thouars hebben zich genoemd; de anderen niet. De stukken zijn allerkeurigst gedrukt, en bevelen zich ook uit dit oogpunt der schoone sekse aan. Zulke