16); - bl. 20, 21, job XXVIII, met verkorting; - bl. 22: ‘Hoe groot is de goedheid des Almagtigen,’ enz. uit gellert: ‘Wie gross ist des Almächtigen güte,’ u.s.w. (Evang. Gez. 12); - bl. 58, 59, grootendeels uit psalm XIX:8-15; - bl. 67, 68, voor een gedeelte naar munter, waarnaar ook Evang. Gez. 7; - bl. 85, v.o., en bl. 86, psalmXCI nagenoeg; - bl. 172, 3: ‘Denk aan den dood in uwe vrolijke dagen,’ enz. uit gellert's lied, getiteld: Beständige Erinnerung des Todes; - bl. 228, 9, N. 5, deszelfden Morgengesang; - bl. 238, 9: ‘Prijst God, die ons de lente gaf,’ enz. uit het Bremer Luthersch Gezangboek overgenomen in Evang. Gez. 163; - bl. 246, 7: ‘Reeds zendt gij den herfst, o God!’ enz. uit munter (Evang. Gez. 165.) Behalve deze stellig bekende stukken, meent Ref. ook nog verscheidene andere oude kennissen ontmoet te hebben, maar die hij niet zoo terstond wist t'huis te brengen, en die hij dus liefst in het midden wil laten. - Om bovengemelde redenen is het hem ook onbekend, of het Hoogduitsche werk van johlson werkelijk in dichtmaat, dan wel, gelijk deze vertaling, in proza geschreven is, dat in verscheidene stukken althans tot het dichterlijke opklimt, ja waarlijk poëzij is, maar ook weder in vele andere tot het eenvoudig proza nederdaalt, en hierdoor den stijl van dit boek zeer ongelijk maakt, hetwelk welligt niet alleen door de verschillende onderwerpen, maar ook door de overneming uit verschillende Schrijvers veroorzaakt is.
Hoe nu dit een en ander ook zij, de inhoud van dit boek is zeer stichtelijk, en kan zoowel door Christenen, als door Israëliten gelezen worden. Volgens eenen vooraan geplaatsten inhoud, bevat het, in zeven hoofdstukken, die in verscheidene rubrieken verdeeld zijn, waarvan elk wederom eenige afzonderlijke stukjes over hetzelfde onderwerp bevat, beschouwingen over God, den mensch, de pligten jegens God, onszelven en onzen evennaasten, voor ouders, voor de jeugd en de school, en eindelijk op verschillende tijdperken en omstandigheden in ons