hier schier ongehoorde gebeurtenis eens volksoploops te overtuigen. Eensklaps zag men een rijtuig naderen, door honderden voortgesleept en door duizenden omgeven. Eene vrouwelijke gedaante, die er in zat, was bezig, al gedurig buigingen te maken, en telken male dat haar hoofd zich bewoog, ging uit den digten hoop het geroep op: Vivat! vivat taglioni! Vivat! Men worstelde om de eer, het rijtuig, 't welk de vrouw met de heilige voeten omvatte, voort te trekken. Het was een warme voorjaarsnacht; maar de maan scheen niet, zeker uit schaamte van zulk een tooneel te verlichten! Ik weet niet, of men den heldhaftigen Koning van Polen, sobiësky, toen hij in 1683 Weenen van de Turken verloste, wel zoo veel eer bewezen heeft, als thans Demoiselle taglioni; maar dit is zeker, dat de oudste lieden hier zich niet weten te herinneren, dat immer eenig, als kunstenaar, dichter, staatsman of in de wereldgeschiedenis beroemd persoon, op zulk eene uitstekende wijs vereerd geworden is als deze danseres, dit paar beenen, hetwelk nog daarenboven reeds omtrent veertig jaren lang in dit aardsche jammerdal rondtrippelt, en derhalve tamelijk versleten is. Taglioni heeft nu tien avonden gedanst; voor elken avond ontving zij 1200 gulden conventions-müntze; haar benefiet was haar tegen 4000 gulden gewaarborgd, en heeft haar ruim 10,000 gulden opgebragt! Zij is, den eersten avond uitgezonderd, telken male dertig tot zes en dertig keeren weder op het tooneel geroepen; bij hare benefietvoorstelling vier en veertig keeren! Verbaast u dit? Welnu, nog meer zal het u verbazen, wanneer ik u zeg, dat taglioni eigentlijk in geene hooge mate bevallen heeft. Meestal hoorde men van haar zeggen
‘Zij danst lief. Ik voor mij versta weinig van dansen; maar zonder reden zal men te Parijs toch wel zoo veel ophef niet van haar gemaakt hebben,’ en uitdrukkingen van soortgelijken aard meer. Dit echter zijn de spreekwijzen niet, waarvan de Weener zich bedient, wanneer zijne zoo ligt ontvlambare geestdrift inderdaad gewekt is. Taglioni is ook in 't geheel de danseres niet, welke onze Weeners, en vooral niet den grooten hoop, zou kunnen wegslepen. Zij heeft te weinig zinnelijkheid, zoo in haar voorkomen als in hare kunstmanier. Hetgeen den dans van taglioni van die veler andere danseressen onderscheidt, is de fraaije plastiek, de klassieke schoonheid harer bewegingen; maar die bewegingen zijn zoo afgemeten, zoo bedaard, zoo koud, dat zij bij de massa des volks des te minder grooten bijval te weeg konden brengen, daar de jaren van bloei en schoonheid bij deze kunstenares reeds lang voorbij zijn. Maar, vanwaar dan zulk eene ongehoorde geestdrift? zult gij vragen. Bijna schaam ik mij, u de reden daarvan te zeggen. De groote naam, welke taglioni uit Parijs voorafgegaan was, haar nieuw engagement te Petersburg, gaven haar de sanctie der mode. Daarbij