Kästner in de antichambre.
Kästner had bij iemand, die als een laatdunkend mensch van zeer beperkte geestvermogens bekend was, zaken te verhandelen. De wakkere Dichter wordt in een vertrek gelaten, waar twee portretten aan den muur hingen, den heer des huizes als kind en als volwassen man verbeeldende. Deze, die er zich op toelegde, de verkeerdheden van voorname lieden na te apen, liet onzen Dichter lang op hem wachten. Kästner verdreef zich de verveling en gemelijkheid daarmede, dat hij zijn potlood nam, en onder de eene beeldtenis schreef:
Zoo zag de kleine gek er in zijn kindschheid uit.
en onder de andere:
En zie, dees groote gek werd eindelijk daaruit!