Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1839(1839)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Het stervende kind. Mijn moeder, ik ben krank! - De zon zinkt reeds ter neder; O, laat mij rusten aan den boezem, die zoo teeder Mij heeft gevoed, gelaafd! - Wees, dierbre, niet beducht! Verberg dien wrangen traan, weêrhoud dien droeven zucht! 'k Ben koud: zie om ons heen; 't wordt alles aaklig zwart! Maar, als ik inslaap, o wat vreugd voelt dan mijn hart! Ik zie door 't blaauw azuur een' blinkend' Engel komen: Wat blijde zaligheid is 't mij, aldus te droomen! Hoort gij geen zacht gezang u thans in de ooren dringen? 't Zijn toonen zoo als we eens daarboven zullen zingen. Zie, de Engel klapwiekt; zie, hij lacht mij vriendlijk aan; Hij spreekt mij toe, en blijft aan mijne zijde staan! Wat schoone kleuren zie 'k, mijn moeder! welk een glans! Zie, de Engel siert mij 't hoofd met eenen bloemenkrans! Krijg ik die vleuglen ook voor 't droef en aaklig sterven? 'k Wil dan om dat bezit de vreugd der aard' wel derven. Zeg, waarom drukt gij mij zoo droevig in uwe armen? Waarom zoekt gij zoo teêr mij aan uw borst te warmen? Waarom die heete traan op uw zoo bleeke wang? 'k Bemin u, moederlief, 'k min u mijn leven lang! Maar zeg mij, 'k smeek het u, waartoe die bittre smart? Als ik u lijden zie, helaas! lijdt ook mijn hart. 'k Ben krank en moê getobd; o, strek gij mij tot hoeder! Zie, de Engel kust mij 't hoofd, - ik sterf! Vaarwel, mijn moeder! Naar het Deensch van h.c. andersen. Rotterdam. L.T. No. II. Mengelw. bl. 64. reg. 1. leze men: tijden, van. - - - ald. reg. 13. des leeuws. - - - bl. 69. reg. 9 v.o.: zouden. - - - bl. 89. reg. 25: gezocht. - - - bl. 96. reg. 6: norton. - - - bl. 97. reg. 5: vijandelijk. - - - bl. 100. reg. 11 v.o.: Verlustig'. Vorige Volgende