Filips de IV en Velasquez.
Filips IV van Spanje had den schilder velasquez eene werkplaats in zijn paleis gegeven, en ging schier dagelijks, wanneer hij zich aan den staatsarbeid onttrekken kon, naar den kunstoefenaar, dien hij gaarne zag werken en in wiens gesprekken hij behagen schiep. Velasquez schilderde de portretten van filips' familie, en ontving van den Koning verlof, om zichzelven mede op de schilderij af te beelden. Toen dezelve voltooid was, zeide hem de Koning: ‘Het stuk is bewonderenswaardig; maar - er ontbreekt nog iets aan.’ Des schilders ijdelheid voelde zich eenigzins gekwetst; hij vroeg, waarin het berisping verdiende, en voegde er schroomvallig bij, dat het, naar zijn inzien, geheel afgewerkt was. ‘Ik wil zelf er het ontbrekende bijvoegen,’ hernam de Koning; en velasquez verschrikte nog sterker. De beheerscher der Spaansche monarchij, hij, over wiens gebied de zon nimmer onderging, was geen schilder. Sidderend van bezorgdheid reikte hem de kunstenaar penseel en palet. Daar kletste filips, op de linkerzijde der borst van zijnen geliefden kunstenaar, zoo als hij op de schilderij stond afgebeeld, het kruis van de St. Jago-orde, een der hoogste eereteekenen in de Spaansche monarchij. ‘Dit was het, mijn lieve velasquez, wat aan uw schilderstuk ontbrak,’ zeide hierop de Koning. Deze gekladde ordester heeft het stuk tot een historisch voorwerp gemaakt.