Het Kasteel van Lovel, of de duistere wegen der Voorzienigheid. Een Verhaal, door J.P.M. Te Amsterdam, bij J.C. van Kesteren. 1839. In gr. 8vo. 306 bl. f 3-:
De Schrijver van dit boek heeft zekerlijk goede bedoelingen gehad; maar hij is, naar het oordeel van Rec., ongeschikt, om een verhaal of roman te schrijven. De gebeurtenissen zijn onwaarschijnlijk, het verhaal gerekt, zonder leven, de stijl waterachtig en slaauw, en geen lezer van gezond verstand zal zeggen, dat het boek zoodanig is geschreven, dat men er de duistere wegen der Voorzienigheid in erkent. Men gevoelt overal de verdichting, de onhandige verdichting, die daarenboven luttel belang inboezemt. Rec. hoopt, dat de goede smaak van het publiek dergelijke boeken geen bijval schenke, en dat de Schrijver niet eerder weder als Auteur optrede, voor dat hij in staat is, om iets beters voort te brengen. Een goed verhaal te leveren, is waarlijk ieders zaak niet; en indien het niet eenigzins door vorm of inhoud uitmunte, cui bono dan?