Ontzwaveling van den Hippocreen-ontzwavelaar. Te Alkmaar, bij H.J. van Vloten. 1839. In gr. 8vo. 10 Bl. f :-25.
Het schotschrift, waartegen deze dichtregelen zijn gerigt, heeft in der tijd genoeg gerucht gemaakt en de algemeene verontwaardiging opgewekt. Men heeft het der moeite niet waardig gerekend, de vuile schimpredenen, tegen de achtingwaardigste mannen en verdienstelijke dichters daarin uitgebraakt, te beantwoorden, en teregt begrepen, dat de maker zich te verachtelijk toonde, dan dat zijn smaad onteeren of zijn lof vereeren kon. Verachting van alle weldenkenden was het eenige, wat de Ontzwavelaar met zijn stuk heeft gewonnen.
Rec. meende, dat de zaak, ondanks eenen tweeden druk der Ontzwaveling, toch schier weder vergeten was. Deze Ontzwaveling des Ontzwavelaars schijnt het tegendeel te bewijzen. De ongenoemde dichter, die, blijkens de versificatie, geen ongeoefende is, tast den schimpredenaar met zijne eigene wapenen aan, ofschoon de schampere toon hier zeker niet onverdiend is. Het is de taal van hevige verontwaardiging, hier en daar krachtig uitgedrukt. Maar was de aanvaller het waardig, dat men hem alzoo nog zeker gewigt toekende? Kunstnijd wordt hier met ronde woorden als de vuile bron genoemd, waaruit de schandelijke schimpredenen des Ontzwavelaars opwelden; en wien men voor den Schrijver houdt,