| |
Archives, on Correspondance inédite de la maison d'Orange-Nassau. Recuéil, publié, avec autorisation de S.M. le Roi, par Mr. G. Groen van Prinsterer, Chevalier de l' ordre du Lion belgique,
| |
| |
Conseiller d'état. Première Série. Tome V. 1574-1577. LXXXIV et 635 pag. et Tome VI. 1577-1579. LXXX et 681 pag. Avec des Facsimilés. Leide, S. et J. Luchtmans, 1838 et 1839. 8vo. f 16-00.
Dit voor de Vaderlandsche Geschiedenis zoo onschatbare werk, dat jaarlijks met een Deel voortgezet wordt, neemt meer en meer in belangrijkheid toe. De oorspronkelijke bescheiden en brieven schijnen in aantal te vermeerderen, naar mate de gebeurtenissen zich meer inwikkelen en de worstelstrijd der Nederlanden tegen Spanje heviger en algemeener wordt. Het vijfde Deel bevat omtrent tweehonderd brieven, gedurende bijna drie jaren geschreven, van Mei 1574 tot Februarij 1577. Zij verdeelen zich in twee tijdperken, verschillend in karakter en duur, veroorzaakt door een plotseling en merkwaardig voorval, dat den tegenstand van twee Provinciën, namelijk Holland en Zeeland, aan al de Nederlanden gemeen deed worden. Het eerste tijdperk loopt tot aan Julij 1576, en de strijd duurt voort, met afwisseling van voor- en tegenspoed. Wij kunnen hier in geene bijzonderheden treden. Omtrent het beleg en het ontzet van Leiden ontmoet men hier (p. 67, 75) belangrijke narigten. In het algemeen bleef de staat van zaken dezelfde; maar dit status quo, na vier jaren strijds, is reeds eene verwonderlijke uitkomst, aangezien de geringheid der hulpmiddelen tegen de geduchte magt van den vijand. De Prins van Oranje, die de hoofdspil van alles blijft, is grooter dan het ongeluk, dat hem door den slag van de Mookerheide en het verlies van zijne beide broeders treft. Zijne ziekte is het gevolg van eene te sterke inspanning van ligchaams- en zielskrachten. Zijn herstel doet in verscheidene brieven de warme liefde en toegenegenheid zijner kinderen, echtgenoote en broeder uitkomen. Verder komen er brieven voor, die voor de wettigheid van het huwelijk des Prinsen met charlotte van bourbon pleiten (No 562a, 562b, 562c.) en die voor de
zorg, die de Prins en
| |
| |
Prinses hadden, om zich hierin voor alle blaam vrij te waren, ten bewijs strekken, (p. 545 sqq.) De Prins blijft met zorgen en werkzaamheden als overladen, en worstelende met geldgebrek en gemis aan genoegzame ondersteuning van wege de Staten en de Regeringen der Steden. Deze schrikken echter op het denkbeeld van den Prins te verliezen, en hebben zelfs het voornemen, om zijn gezag, dat niet juist genoeg bepaald was, erfelijk te verklaren; doch zoodra is het dringende gevaar niet eenigzins geweken, of zij worden met ijverzucht tegen den Prins vervuld, gehoorzamen met laauwheid, en streven, om zelven het oppergezag in handen te krijgen. Willem verklaart, zijn bewind te zullen nederleggen, indien men hem niet in staat stelt, het land te verdedigen. Hij handhaaft eindelijk het regt der Gemeenten en de vrijheid van Godsdienst tegen alle inbreuk.
In zijne betrekkingen met de buitenlandsche Vorsten was zijn broeder, Graaf jan, zijne regterhand. Deze was dubbel werkzaam, hij vervolgt de door den dood van lodewijk afgebrokene onderhandelingen met Frankrijk. (No. 524, 526 etc.) Het gedrag van Graaf jan jegens zijnen broeder is even kiesch, als het vertrouwen van dezen op hem onbeperkt is; hetgeen blijkt door het noodzakelijk openen van eenen brief aan den Prins geschreven en het antwoord van dezen op de kennisgeving daarvan, (p. 612). Vooral merkwaardig is de correspondentie met de Duitsche Vorsten, hunne onvruchtbare medewerking in raad zonder daad, hunne kleingeestige godgeleerde naauwgezetheid en afkeer tegen de Calvinisten, eindelijk hunne afkeuring van het huwelijk van den Prins met charlotte van bourbon. De Prins, ziende dat er weinig hulp van Duitschland te verwachten was, slaat al meer het oog op Frankrijk, en tracht zich te gelijk met den Koning en de Koninginne-moeder en met de Hugenoten in betrekking te stellen, (p. 238, 239, 116 en 458.) Willem streed eigenlijk voor de vrijheid der Volken en de onafhankelijkheid der Staten. De oorlog in Holland en Zeeland was eene weldaad voor
| |
| |
Engeland, Frankrijk en Duitschland, eene krachtige afwending, die Spanje bezig hield, en deszelfs heerschzucht en het weder verheffen der Catholieke partij belemmerde. Maar wat deden deze Rijken, om van deze omstandigheid eene voor hunne staatkunde voordeelige partij te trekken? Eigenlijk niets. Engeland deed zelfs kwaad. De Koningin deed beloften, die zij niet nakwam (p. 334.) Van Duitschland hebben wij reeds gesproken; en Frankrijk gaf weinig degelijke blijken van deszelfs belangstelling in onze zaak (p. 380.) Hoezeer de zaken in 1575 en 1576 hagchelijker begonnen te staan, verloor de Prins den moed, en het godsdienstig vertrouwen op de Voorzienigheid niet (p. 281, 380.) Hierin werd hij niet beschaamd; er kwam eene onverwachte uitkomst. Toen, door het innemen van Zierikzee, de nood op het hoogst geklommen was, en alle verdere tegenstand bijna nutteloos scheen, veranderden de omstandigheden op het onverwachtst, en, in plaats van twee Provinciën, die op het punt waren van te bezwijken, verklaarden zich al de Nederlandsche gewesten tegen de heerschappij der Spanjaarden.
In den loop van zes of zeven maanden ziet men de belangrijkste gebeurtenissen elkander opvolgen. De dood van requesens; de muiterij en de plundering der Spaansche benden; de opstand des volks in al de Provinciën, om zich gewapenderhand tegen hen te verzetten (p. 381 sqq.); de vereeniging der Algemeene Staten, te voren te vergeefs gewenscht, nu door den drang der omstandigheden en het groot gevaar daargesteld (p. 403); de Pacificatie van Gent, die de algemeene beweging bevestigt, en die meer kracht en eenheid bijzet (p. 470); Don juan, in het midden der krisis, als Koninklijk Landvoogd in het land komende, en buiten staat om den storm te bezweren; de Unie van Brussel, die den openbaren oorlog schijnt te zullen verhaasten (p. 589 sqq.), en het eeuwig Edict, dat, voor eene poos, dien oorlog weder eenigzins afwendt: zietdaar den hoofdinhoud van hetgeen in dit Deel voorkomt.
| |
| |
Men ontmoet dus op het eind brieven van nieuwe personen, die aan deze groote voorvallen deel namen, en die ons hierdoor in karakter en bedoelingen nader bekend worden, zoo als den Hertog van aerschot (p. 459 sqq.), den Graaf van bossu (p. 470), den Graaf philippus van lalaing (p. 580), den Heer van berselles (p. 572), den Graaf van rennenberg (p. 581), den broeder van den Kardinaal van granvelle, Heer van Champagny (p. 487), en nog vele anderen, die wij hier niet allen kunnen opnoemen. Wij zullen hier niets meer bijvoegen, om het gewigt van hetgeen de Archiven voor de kennis van dit tijdperk onzer Vaderlandsche Geschiedenis zijn aan te toonen. Men ziet hier de personen en gebeurtenissen op eene onmiddellijke wijze spreken, handelen en zich ontwikkelen, en men verkrijgt nieuwe gezigtpunten, die het oordeel wijzigen, dat wij vroeger over deze personen en gebeurtenissen hebben geveld. Gaan wij thans tot de korte beschouwing van het 6de Deel over.
Dit Deel begint met het eeuwig Edict in Februarij 1577, en eindigt met het mislukken van de onderhandelingen te Keulen in Augustus 1579. Het bevat, even als het vorige, bijna tweehonderd brieven. Het is, om het gewigt der hierin verhandelde gebeurtenissen, een der belangrijkste der verzameling.
Een algemeene band vereenigde bijna al de Provinciën der Nederlanden. Het was hun te doen om hunne onafhankelijkheid en hunne vrijheden te handhaven, om perk te stellen aan de heerschappij der Spanjaarden en den invloed eener wraakzuchtige priesterpartij. Maar dit verbond had reeds van het begin af de zaden zijner ontbinding in zich. Onder de vijanden van de Inquisitie en van Spanje waren er, die verlangden, dat het Catholicismus alleen en uitsluitend zoude bestaan, terwijl de overigen op de vrije invoering van de Hervormde Godsdienst aandrongen. De botsing van tegenstrijdige belangen, godsdienstige denkwijzen, en hartstogten,
| |
| |
openbaart en ontwikkelt zich spoedig. Met den oorlog tegen de Spanjaarden paren zich de scheuring der partijschappen en de burgerkrijg. Deze oorzaken van verwijdering dragen hare vruchten: de tegenstrijdige bestanddeelen scheiden zich onherroepelijk; een groot gedeelte der Nederlanden vervalt weder onder Spanje; zeven gewesten, door eene nieuwe Unie, die van Utrecht in 1579, vereenigd, houden den strijd vol, onder de leiding van het Huis van Nassau.
Nooit heeft voorzeker de diepe staatkundige geest van den Prins van Oranje heerlijker uitgeblonken. De kring van zijne werkzaamheden verruimt zich. Hij leidt eene beslissende beweging tot heil der Christenheid in Europa, de worsteling, der staatkundige zoo wel, als die der godsdienstige vrijheid, tegen de onbepaalde heerschappij en gewetensdwang; en zoo de omstandigheden tot het toppunt der verwarring opklimmen, is het als om de scherpzinnigheid van zijnen geest, de vastheid van zijn karakter, zijne onvergelijkelijke bekwaamheden, en den verwonderlijken rijkdom in zijne aanwending der geringe hulpmiddelen, die hem ten dienste stonden, in het helderst daglicht te plaatsen.
Hier, nog meer dan elders, zullen wij genoodzaakt zijn, onze denkbeelden aangaande personen en zaken aanmerkelijk te wijzigen. Een duurzame afkeer, die weldra op eene voorbijgaande vereeniging gevolgd is, heeft omtrent dit tijdstip onzer Geschiedenis oordeelvellingen doen geboren worden, die de hartstogt meer dan de bedaarde overweging heeft doen ontstaan. Het wordt noodzakelijk, bij eene naauwkeurige kennis der stukken, het vonnis te herzien, in eenen tijd van spanning geveld, en door de volgende geslachten als bij overlevering bevestigd.
Het wantrouwen omtrent de bedoelingen van Don juan veroorzaakt den oorlog, en dit doet, in vele Provinciën, de Hervorming zegevieren; het verbond, door het algemeen gevaar ontsproten en den vijand weêrstand biedende, wordt door de tegenstrijdigheid van des- | |
| |
zelfs bestanddeelen ontbonden: dit zijn de drie tijdperken, die in dit Deel verhandeld worden.
Het eerste tijdperk is, niettegenstaande de schijnbare toenadering tot vrede en overeenkomst, een staat van spanning en van eenen bedekten strijd tegen den Koninklijken Landvoogd. De naam van Don juan is in onze Geschiedenis met eene zwarte kool geteekend. Men schijnt nog heden in den haat te deelen, dien hem zijne tijdgenooten toedroegen, omdat men nog het oor leent aan de overdrevene voorstelling, die onze oude Geschiedschrijvers bor en van meteren van hem geven. Was hij een toonbeeld van verraderlijke listigheid? Men zoude alsdan zijn karakter en zijne handelwijze miskennen. Dat men den brief leze, dien granvelle hem schrijft (No. 729), en tevens de aanmerkingen doorloope, die de Uitgever omtrent de uitvoering van het eeuwig Edict doet voorafgaan (p. 1 sqq.), alsmede die over de beruchte brieven van escovedo, (p. 52 sqq.) over de ontdekte zamenzwering (p. 42, 74), over de gebeurtenissen van Brussel (p. 82 sqq.), en vooral die over de verrassing van Namen, en men zal zien, dat Don juan, getrouw aan zijne beloften, door zachtheid wilde regeren, en tevens, dat het aan zijne tegenstanders, bestuurd en aangemoedigd door den Prins van Oranje, gelukte, door de meest onrustwekkende vooronderstellingen en de beleedigendste vermoedens, door overdrevene eischen, onverdiende verwijtingen, vernederingen, grove beleedigingen, en zelfs door zamenzweringen, het wantrouwen tegen hem aan te blazen, zijne pogingen te verlammen, zijn gevoel van eigenwaarde te kwetsen, en zijn gezag te vernietigen; in één woord, hem in eene gestadige krisis aangaande het behoud van zijne vrijheid en zijn leven te brengen, en hem eindelijk, als zijn eenig redmiddel, tot eenen onberaden' en wanhopigen stap te noodzaken.
Deze stap, dien de Prins eene dwaasheid (folie) noemde, was de vermeestering van Namen; maar was dezelve niet door hem vooruitgezien, verlangd en voor- | |
| |
bereid, en wist hij daarvan ook niet behendiglijk partij te trekken? De oorlog, welken hij wenschte, was er het gevolg van. Het was echter niet gemakkelijk, de Algemeene Staten tot het opvatten der wapenen over te halen; zij wantrouwden ook tevens oranje (p. 118.) De partij voor den vrede was talrijk. Don juan, meer dan ooit door zijne vergeefsche pogingen ontmoedigd, scheen zich alles te laten welgevallen, en vroeg zijne terugroeping. De Koning deed hem door de Hertogin van Parma vervangen. (p. 204.) Maar de Prins wist deze vredelievende beschikkingen te verijdelen, en zijne bemoeijingen strekken daarhenen, om eene verzoening, die hij heilloos acht, voor te komen. Hij doet in elken stap van de Spaansche zijde eene aanleiding tot kwade vermoedens zien, en poogt, door middel van de Afgevaardigden van Holland en Zeeland, aan te dringen op de vernieling der citadellen, tot bedwang der steden door alva opgerigt, op het aanwerven van krijgsbenden, en toen de Staten, voldaan over de inwilligingen, die schijnbaar niets te wenschen overlieten, de vredesartikelen door hunne toestemming hadden bekrachtigd, is alleen de komst van den Prins te Brussel genoegzaam, om alles in duigen te doen vallen. Men komt van het eerste besluit terug, en men stelt een ultimatum voor, dat in het oog van Don juan meer naar een stout oorlogs-manifest dan een vredesvoorslag moest gelijken. (p. 166 sqq.) De komst van oranje te Brussel, die hij zoo lang had uitgesteld, toont, dat hij kloekmoedig eenen beslissenden stap durfde wagen, wanneer het er op aankwam. Eene schijnbare
welwillendheid der Zuid-Nederlandsche grooten bedekt de ijverzucht, de geheime vijandschap en de gespannen hinderlagen. Zijne vrienden zijn niet zonder bekommernis (p. 154, 178.)
Het tweede tijdperk begint met de eerste voorteekenen van den burgeroorlog tot aan den dood van Don juan.
De Prins wil het land van een driedubbel juk, namelijk dat van de Spanjaarden, van de grooten en van de
| |
| |
priesterschap, bevrijden (p. 155.) Zonder twijfel hebben velen, die hem inriepen, in hem niet anders dan een raadsman verlangd, wiens tegenwoordigheid zij niet lang uitgestrekt wenschten te zien. Maar als men een' zoodanigen raadsman kiest, is het een meester, dien men zich geeft. De Prins oefent reeds bij zijne aankomst een zedelijk Dictatorschap op de gemoederen uit. De Algemeene Staten en de Edelen waren meestal tegen de overheersching der Spanjaarden, doch nog meer het volk; zij en de Geestelijken waren vijanden der Hervorming, en wenschten niets vuriger, dan de volstrekte handhaving der R.C. Godsdienst; bij het volk daarentegen wonnen, vooral in Vlaanderen, Antwerpen en Brussel, de Hervormde beginselen meer en meer veld. De Prins van Oranje was bij het volk sterk bemind, en hij zocht in hetzelve den voornaamsten steun, om zich te handhaven. Hij vondt voor het overige niets dan gebrek aan geestkracht en goeden wil (p. 215), noch orde, noch geld, noch tevredenheid (p. 219.)
De beste regtvaardiging van den Prins is in de hinderpalen gelegen, die men van alle kanten in den weg legde. Vooreerst door den Aartshertog matthias (p. 191 sqq.) als Landvoogd tegenover Don juan in het land te doen komen. Dit had plaats, zoo niet tegen den verklaarden wil van oranje, dan toch ten minste zonder zijn weten. Hierdoor meende men een steun tegen de Spanjaarden, een middelaar bij den Koning, en een opperhoofd verkregen te hebben, dat den Prins, wiens meerderheid men gevoelde en met wien men niet instemde, zoude kunnen verwijderen. Maar dit werd weder door de sijne staatkunde van willem verijdeld. Zijne eerste zorg is, om het volk te bedaren, en zich als raadsman bij den zwakken negentienjarigen jongeling noodzakelijk te maken (p. 216.) Weldra poogt hij door eenen stouten stap zijnen geheimen vijanden ontzag in te boezemen. Hij wordt Ruwaard van Braband, doet den Hertog van aerschot, Stadhouder van Vlaanderen, gevangen nemen, en regelt het bestuur, als Regent voor
| |
| |
den nieuwen Landvoogd, volgens zijne inzigten. Door de nieuwe Unie van Brussel (p. 257) geeft hij waarborgen aan de Protestanten; door de voorwaarden, aan matthias voorgeschreven, stelt hij hem onder de afhankelijkheid der Algemeene Staten (p. 258); door de keus van nieuwe leden in den Raad van Staten verkrijgt hij hier de meerderheid voor zijne vrienden. Hij laat zich tot Stadhouder-Generaal van den Aartshertog benoemen, en regeert op zijnen naam.
De Zuid-Nederlandsche Edelen, in hunne bedoelingen gedwarsboomd, zoeken hem in den Hertog van anjou een' mededinger tegenover te stellen, en een' Vorst van hem af te trekken, waarin hij lang zijne hoop gesteld had. Anjou neemt hunne voorstellen aan; hij nadert en dreigt om het land in te komen als vriend of als vijand (p. 370). De Adel ondersteunt hem, de Waalsche provinciën dringen hier op aan, de Algemeene Staten zijn verlegen. De Prins laat zich niet van zijn stuk brengen; door eene listige onderhandeling weet hij den Hertog van de Walen af te trekken en aan de Generaliteit te verbinden (p. 438 sqq). Het is de tweede keer, dat hij van eene intrigue, die volgens het inzigt des aanleggers, zijnen invloed moest doen ophouden, tot bevestiging daarvan partij trekt.
Even als de Prins der Catholieke partij een te ijverig Protestant toescheen, en hem matthias en anjou tegenstelden, zoo begrepen de Hervormden, dat hij te gematigd omtrend de Roomschgezinden was, en voegden hem, door tusschenkomst van Koningin elisabeth, den Hertog jan casimir toe, een onrustig mensch, die weinig goeds uitrigtte, en van wien granvelle met regt zeide, dat hij meer gerucht maakte dan daden voortbragt (p. 417). De voorzigtige bedaardheid van oranje kwam hem als laauwheid voor; doch zijne bemoeijingen bepaalden zich om misslagen te begaan, die dikwijls niet dan met veel moeite door den Prins konden hersteld worden.
Men verkreeg dan zoo veel raad en onnutte hulp,
| |
| |
dat soms het geneesmiddel erger dan de kwaal was. Van groot gewigt was echter het aannemen van het Stadhouderschap van Gelderland door Graaf jan van nassau, die nimmer rustte, om voor de goede zaak werkzaam te zijn; hij houdt de onderhandeling met Frankrijk gaande (p. 136) en kwam de benoeming voor van eenen Ultra-Catholieken Aartsbisschop te Keulen (p. 97 en 181), eene groote dienst, te gelijk aan de Nederlanden, het Duitsche Rijk en de Hervorming in het algemeen bewezen.
De verwarring was in de Nederlanden ten top geklommen en de burger-oorlog onvermijdelijk.
Het derde tijdperk van dit Deel bevat de Geschiedenis der scheiding van de onvereenigbare bestanddeelen der Pacificatie van Gend en der Unie van Brussel. Don juan sterft als het slagtoffer van zijne wanhoop om hier iets te kunnen verrigten, (p. 452 sqq). De heerschzuchtige en ligtgeraakte jan casimir vermeerdert de verwarring door zijne onberadene stappen (p. 466). Het gelukt den Prins eindelijk, om hem beleefdelijk uit Gent en uit de Nederlanden te doen verhuizen. Het verbond met anjou had slechts geringe gevolgen (p. 438 sqq.). Van de eene zijde bestond de Generaliteit, en van de andere diegenen, welke geloofden, dat zij geene genoegzame bescherming voor hun geloof in het Catholicismus genoten; zij verdedigden zichzelven onder de veelbeteekenende benaming van Malcontenten. Hier hebben de Hervormden, daar de Roomschgezinden de overhand. De haat tegen de Spanjaarden is hun gemeen; maar dit belet niet, dat zij elkander haten en afbreuk doen. De dood van Don juan, die meer te beklagen dan te laken was, had dus geene de minste heilzame gevolgen voor de zaak der godsdienstige en staatkundige vrijheid. Parma, die hem opvolgde, paarde met zijne krijgskundige alle die overige bekwaamheden, welke hem voor zijnen moeijelijken post geschikt maakten.
Er bestond reeds lang verschil tusschen de Duitsche en Waalsche provinciën der Nederlanden, dat weldra in vijandschap uitbrak. In Holland en Zeeland ontwik- | |
| |
kelen zich gemeenebestgezinde gevoelens (p. 337,415). Gedurende het afwezen van den Prins worden zijne orders niet met den vorigen ijver opgevolgd. (p. 246 en 481). Sommige steden weigeren bezetting in te nemen (p. 564). Het volk vergat wel eens allen eerbied, dien het aan de Overheden verschuldigd is. (p. 656). De Staten van Vlaanderen zijn op hunne beurt in twist met de krijgsopperhoofden; vooral in Gent zijn de Hervormden onder hymbise van meening, eenen afzonderlijken Staat op te rigten (p. 507, 586). Niettegenstaande al deze oneenigheden, liet de Prins niets na, om het in duigen vallend verbond van al de Nederlanden zoo lang mogelijk in stand te houden (p. 530). Zijne pogingen waren vruchteloos. Twee tegenstrijdige vereenigingen ontstaan er, die van Arras voor de Waalsche provinciën, en de Unie van Utrecht (p. 521) voor de Noordelijke; waarover men eene uitvoerige Memorie (p. 539-560) en belangrijke bescheiden vindt. De Unie van Utrecht en het Traktaat van Arras, waren het begin van de volkomene afscheiding van Noord- en Zuid-Nederland; weldra volgde hierop de bijzondere vrede, dien de Waalsche provinciën met den Koning sloten, (p. 612) en de vruchteloosheid van de Vredes-onderhandelingen te Keulen was hiervan het gevolg. Zij konden ook niet anders afloopen, daar men van den kant van Spanje den Godsdienstvrede en de vrije uitoefening van de Hervormde eeredienst niet wilde toestaan; zoodat de on-Roomschen genoodzaakt zouden geweest zijn
om het land te verlaten. De tusschenkomst des Duitschen Keizers had alleen ten voordeele van het Rijk en het Huis van Oostenrijk plaats; terwijl men eene sterke vooringenomenheid tegen de Hervormden bleef koesteren, die van hunnen kant het vertrek der vreemdelingen, de handhaving der privilegiën en de vrijheid van Godsdienst verlangden. Zoo werd de breuk met den Koning van Spanje onheelbaar, en werden de losse banden van de Pacificatie van Gent verscheurd.
Wij doen hulde aan den onvermoeiden ijver, dien de
| |
| |
Heer groen van prinsterer in de uitgaaf van deze Archiven ten toon spreidt, niet alleen in de veeltijds moeijelijke ontcijfering van den tekst, die met de grootste naauwkeurigheid wedergegeven wordt, maar vooral in zijne veelvuldige en uitgebreide biographische en geschiedkundige aanmerkingen, die uit onuitgegevene echte bronnen en uit de gelijktijdige Geschiedschrijvers geput zijn, en dit werk tot eene uitvoerige en doorloopende Geschiedenis van de Nederlandsche onlusten maken; zoodat de originele brieven en stukken niet op zich zelven staan, maar, met elkander verbonden, een duidelijk geheel vormen. Andere verzamelingen van oorkonden, zoo als de correspondentie van granvelle en de manuscripten van Cassel worden tevens gebruikt, om de verzameling nog vollediger te doen worden. Bijna al de stukken zijn in het Fransch en Hoogduitsch: slechts enkele komen er in het Hollandsch voor, of in een gebroken Geldersch dialect; ook eenige in het Spaansch, waarvan men de vertaling in het Fransch aantreft. De bijgevoegde facsimilés en handteekeningen kunnen over de onduidelijkheid van het schrift doen oordeelen. De uiterlijke vorm van het werk doet onzer drukpers eer aan; terwijl wij er ook weinige drukfouten in hebben aangetroffen.
Ten slotte zij ons eene algemeene aanmerking veroorloofd. Het was vroeger de gewoonte, om, met eene vooringenomene partijdigheid, al hetgeen wat van de Spaansche zijde verrigt werd, en de daarbij handelende personen, zoo als Koning philips, alva, zijnen zoon, Don juan en anderen, met de zwartste verwen af te schilderen, en alles, tot zelfs de noodzakelijkste stappen van hunnen kant, zonder verschooning te veroordeelen. Sedert de uitgave der Vaderlandsche Geschiedenis van bilderdijk is men tot een ander uiterste overgeslagen; men schijnt, op zijn voetspoor, geneigd te zijn, om als lofredenaars van de Spaansche zijde te willen optreden, ten minste om de bovengenoemde personen in een voordeelig en den Prins van Oranje met
| |
| |
zijne broeders, en al diegenen, die met hen medewerkten aan de afschudding van het juk van Spanje, in de schaduwzijde te plaatsen, misschien om een blijk van belangelooze onpartijdigheid te geven, zonder dat men schijnt te bemerken, dat men hierdoor gevaar loopt, om meer dan partijdig, dat is onregtvaardig, te worden jegens mannen, die door hunne rustelooze pogingen de dankbare herdenking hunne naneven hebben verdiend. Wij voeren zulks niet aan, in toepassing op den Uitgever der Archiven, die vroeger, op eene zoo krachtige als bescheidene wijs, den Prins van Oranje tegen de lasterlijke aantijgingen van Prof. leo verdedigde, en hier ook overal de diepe staatkunde, de groote bekwaamheden en het achtingwaardig karakter van willem den I., de verdiensten van zijnen broeder Graaf jan, en van allen, die tot de verlossing des Vaderlands hebben mede gewerkt, voortreffelijk doet uitkomen. Maar wij gelooven toch, dat hij, door eene loffelijke zucht om onpartijdig te zijn gedreven, wel eens de personen aan de Spaansche zijde van eenen te voordeeligen kant beschouwt, niet zoo zeer door hunne handelwijze al te veel te vergoelijken, als wel door eenen te goeden dunk van hunne bedoelingen te koesteren. Dat Koning philips, toen hij zag, dat hij de Nederlanden met geweld niet weder onder zijne gehoorzaamheid kon brengen, alles toegaf, wat hij volgens zijn geweten kon toegeven, (T. VI, p. XLIV) willen wij niet ontkennen; dat Don juan veel gedaan heeft, om indien mogelijk, de Nederlanden te bevredigen, is zeker; maar even zeker is het, dat de Prins nooit iets goeds van al die schoone beloften voor hem en de Hervormde provinciën kon hopen. Het was te ver gekomen, en hij was zeker, dat bij onderwerping eene bloedige wraak voor de
deur stond. Dat de onderhandelingen te Keulen moesten mislukken, was onvermijdelijk; noch de Koning, noch de Prins, noch Catholieken of Protestanten hadden er de schuld van; het was de zamenloop der tegenstrijdige omstandigheden. Willem de I. en de
| |
| |
Hervormde provinciën hadden te veel van de zoogenaamde goede trouw van het Spaansche Hof geleerd, dan dat zij zich hierop zouden verlaten hebben. Onze voorouders kenden de Spanjaarden beter dan wij, en het scherpziende oog van den Prins doorzag zoo duidelijk den toeleg van philips en zijne raadslieden, dat het hem hoe langer hoe meer onmogelijk toescheen, om tot een duurzaam vredesverdrag met hen te geraken en eenige waarde aan hunne schijnschoone inwilligingen te hechten.
Wij wenschen den Heere groen van prinsterer lust, kracht en gezondheid toe, om in de schoone taak voort te gaan, die hij in het belang onzer Vaderlandsche Geschiedenis heeft op zich genomen. |
|