| |
| |
| |
Boekbeschouwing.
Het wezen des waren Christendoms, of Johannes eerste Brief verklaard en ontwikkeld. Met een kort uitlegkundig Aanhangsel. Een Huisboek voor beschaafde Bijbelvrienden. Vrij naar het Hoogduitsch van K. Rickli, door L.C. Meijer, Predikant bij de Hervormden te Houtenisse. Met een Voorberigt van D.T. Huët, Predikant bij de Walsche Gemeente te Rotterdam. Te Rotterdam, bij T.J. Wijnhoven Hendriksen. 1838. In gr. 8vo. XXIV en 533 bl. f 5-:
Een werk, dat met een aanprijzend Voorberigt van den bekwamen en Christelijk-liberalen Rotterdamschen Kerkleeraar huët in het licht verschijnt, laat zich met een gunstig vooroordeel in de hand nemen, en hierin is de steller van het volgende verslag niet teleurgesteld, maar wil, om het zeer goede, dat hij er in vond, hetgene, dat er hem minder in beviel, gaarne ter zijde zetten. Om den aard, het oogmerk en den inhoud van hetzelve te leeren kennen, meent hij het beste te zijn, den inhoud van het gemelde Voorberigt hoofdzakelijk mede te deelen, en er eene of andere aanmerking tusschen te vlechten.
Te Lucern werd tot in 1826 geen Evangelisch-Hervormde Gemeente geduld: ten voordeele van die, welke toen aldaar gesticht werd, gaf haar Predikant rickli, tien jaren geleden, eenen bundel Leerredenen of Bijbeloefeningen uit, ter verklaring van den eersten Brief van joannes. Dit werk werd in Duitschland met de meeste goedkeuring, ook van bevoegde beoordeelaars, onder anderen van lücke in zijne Theol. Stud. und Krit., ontvangen. Hierdoor ontstond bij den Heer meijer, Predikant te Houtenisse, in Zeeland, het
| |
| |
verlangen, om dit werk te vertalen: hij nam hiertoe den raad in van den Heer huët, ofschoon hem onbekend; deze moedigde hem hiertoe aan, en schreef er op deszelfs verzoek een Voorberigt voor. - Het werk zelf is door den Vertaler veelzins van gedaante veranderd. Wat voorafging en slechts van plaatselijk belang was, is weggelaten. De algemeene aanmerkingen over den eersten Brief van joannes vindt men voor het wezenlijke in eene Inleiding van den Heer meijer. Weggelaten is ook de vertaling van den geheelen Brief; maar boven elke der 25 hier voorkomende stukken is die van dat gedeelte des Briefs geplaatst, dat daarin behandeld wordt. - (Den achter het Voorberigt volgenden inhoud van den Joanneïschen Brief, zoo als rickli zich dien in zamenhang voorstelt, wil Ref. hier althans in deszelfs hoofddeelen kortelijk opgeven: Inleiding. De zekerheid, reinheid en het doel der Apostolische verkondiging H. I:1-4. Eerste Deel. De grondwaarheden des Christendoms. I:5-II. II. a. Wezen der ware gemeenschap met God. I:5-7. b. Mogelijkheid derzelve, in weerwil van onze zondigheid. I:8-II. 2. c. Hare werkelijkheid door het bewaren van Gods geboden. II:3-11. Tweede Deel. Vermaningen, op de voorgestelde waarheden gegrond. II:12-III:22. a. Den Vader lief te hebben. II:15-17. b. Het geloof in den Zoon getrouw te blijven. II:18-27. c. De regtvaardigheid te betrachten, en alle zonde te vlieden. II:28-III:22. Derde Deel. Het geloof in jezus christus en de broederlijke liefde, als de beide grondzuilen des Christendoms. III:23-V:12. a. Overzigt hiervan. Geloof en liefde de hoofdsom van geheel het Christendom. III:23, 24.
a. Geloof en liefde, de grondslagen onzer gemeenschap met God. IV:1-13. b. Geloof en liefde, op de zekerste Goddelijke getuigenissen rustende. IV:14-V:12. Besluit. De vrijmoedigheid van den Christen voor God, en haar vaste grond. V:13-21.)
De homiletische vorm van het oorspronkelijke werk is aanmerkelijk gewijzigd, en van hier menige verandering,
| |
| |
uitbreiding en inkorting. (Naar Refs. oordeel is echter die vorm nog maar al te zigtbaar: na eene doorloopende ophelderende of paraphraserende verklaring volgt doorgaans datgene, wat men in eene Leerrede de toepassing noemt; en men gevoelt het zeer duidelijk, dat Hoorders in Lezers veranderd is: dit tweeslachtige wil Ref. het minst bevallen.) Daarentegen zijn de hoofd- en onderdeelen des Briefs, ook in de opschriften, duidelijker voor oogen gesteld dan in het oorspronkelijke. Voor het overige is gewijzigd, wat geheel plaatselijk, of min verstaanbaar, of voor misverstand vatbaar was; want de Vertaler wilde het werk tot een Christelijk, niet alleen stichtelijk, maar ook waarlijk leerzaam Huisboek, en tevens tot eene welkome bijdrage voor eigenlijke Geleerden maken, opdat alzoo dit Apostolische geschrift, als het eigenlijke en te allen tijde bruikbare wezen des Christendoms voorstellende, door dezen arbeid in gewigt en waardij voor den Christen mogte winnen. - Met dit gevoelen van den Heer meijer stemt de Heer huët over het geheel (‘ieder heeft toch,’ zegt hij te regt, ‘zijne eigene wijze van zien, zeggen en schrijven’) overeen, (en zoo ook Ref.): hij heeft uit dit werk ‘rickli leeren kennen als eenen opregten vereerder van het Christendom, eenen schranderen Schriftverklaarder, en eenen helderdenkenden en bezadigden Godgeleerde,’ wiens boek ‘zich aanprijst door eene goede echt Christelijke stemming,’ ook door ‘zeer vernuftige verklaringen van duistere plaatsen, en de wijze, waarop hij den Brief opvat en den zamenhang toelicht.’ Ten aanzien van dit laatste zullen sommigen de bedenking hebben, ook door lücke geopperd, ofschoon niet zwaar gedrukt, of rickli zich dit verband
niet wel eens te kunstig voorstelt. (In deze bedenking deelt ook Ref. eenigzins: in eenen brief aan gemeenzame vrienden, of waarin veel gevoel heerscht, schrijft men niet naar zulk een ordelijk afgemeten plan: men behoeft daarom nog niet zonder doel, zonder orde, zonder eenigen zamenhang in het wilde daarheen te schrij- | |
| |
ven; maar men komt ligtelijk tot uitweidingen of herhalingen, en dikwijls door de fijnste punten of draden van aanraking, door ééne enkele gedachte, door één enkel woord van het eene op het andere; en zoo omtrent dunkt het Ref. ook in dezen Brief, waar men het den ouden joannes kan aanzien, dat zijn hart van de groote zaak des geloofs en der liefde, of, om met den Heer meijer te spreken, van het ware wezen des Christendoms vol is.) In een Aanhangsel, ‘alleen voor Geleerden bestemd, en dat elk ander Lezer zonder schade ongelezen zal kunnen laten,’ heeft de Schrijver de wetenschappelijke gronden, waarop zijne verklaring en indeeling des Briefs rusten, nader aangewezen; en de Vertaler heeft dit met eenige aanteekeningen verrijkt. (De aard van dit Tijdschrift, en de ruimte, die hierin genomen kan worden, laten Ref. niet toe, zich met eene opzettelijke beoordeeling van dit Aanhangsel bezig te houden: der overweging van deskundigen beveelt hij het wel aan, en erkent gaarne het vernuft des Schrijvers, om zijne wijze van opvatting van orde en zamenhang in dezen Brief te verdedigen, maar kan tevens niet ontveinzen, dat zij hem dikwijls te kunstig en te gedrongen voorkomt. - Volkomen vrede daarentegen heeft Ref. met een ander hierop volgend bijvoegsel over de bekende plaats, H. V:7, 8, welker belangrijke geschiedenis in de nieuwere kerkelijke vertalingen door den Schrijver, die de bewuste woorden: ἐν τῷ ὀυρανῷ - έν τῇ γῇ,
met het volkomenste regt als onecht verwerpt en uit zijne vertaling uitlaat, gegeven wordt, en waarbij de Vertaler doelmatig laat voorafgaan, wat lücke, in zijn Commentar über die Schriften des Evang. Johannes, aangaande het ontstaan dier hoogstverwerpelijke lezing bijgebragt heeft. - Deze Brief van joannes, merkt huët, zich hierin bij rickli en meijer voegende, verder aan, handhaaft de oorspronkelijke Christelijke leer tegen onchristelijke leeringen van dien tijd, met name tegen de Gnostieken: (Ref. twijfelt, of de Gnostieken hier nog niet wat te vroeg gezocht zijn; maar hij kan hierover te dezer plaatse niet uitweiden,
| |
| |
en er ligt daarenboven over sommige antichristische gevoelens, waartegen de eerste Christengemeente op verschillende plaatsen te strijden had, eene duisterheid, die welligt nooit geheel opgehelderd zal worden) al vinden die oude dwalingen nu geene voorstanders meer, ook in onze dagen nogtans blijft dit Apostolisch geschrift voor het wezen des Christendoms belangrijk, want ook nu nog stelt men daarvoor wel eens of willekeurige verdraaijingen, of diepzinnige bespiegelingen, of duistere en der zedelijkheid en der liefde schadelijke leerstelsels, of vruchten van dweeperij en geestdrijverij in de plaats. Hiertoe kan dit Joanneïsche geschrift nog dienen, om den Christenen te herinneren, dat zij steeds terugkeeren tot jezus christus, tot de ontwijfelbare daadzaken, door zijne eerste leerlingen gehoord, gezien en verkondigd, ‘tot het eenvoudige geloof in Hem, waardoor wij gemeenschap hebben met God en met elkander, en gereinigd, geheiligd, als kinderen Gods en navolgers van christus, gezind zijn en handelen; want, hoezeer onze Christelijke kennis volmaakbaar is en trapswijze volkomener kan worden, de geest des Christendoms de menschheid en alle hare belangen immer dieper doordringen moet, de hervorming der Christelijke Kerk nooit als geheel voltooid kan aangemerkt worden, en iedere eeuw het Christendom van haar eigen standpunt beschouwen zal; het eigenlijke wezen des Christendoms, waarvan de kennis voor alle tijden en menschen behoefte blijft, dit is onveranderlijk.’ - Hiertoe ‘zullen nog vrij wat scheidsmuren, door menschenhanden opgerigt, moeten wegvallen, moet vrij wat wind van leering door den bezielenden geest des reinen Christendoms verdreven worden.’ - Zoo ‘zullen wij dan in het einde op dezelfde hoogte staan’ als de eerste Christenen? ‘Ja, maar verrijkt met al den schat der ervaring van eeuwen bij eeuwen’ enz. Onder dit schoone
‘voortschrijven’ van den Heer huët, waarvan het bovenstaande slechts eenige staaltjes gaf, zou Ref. gaarne mede zijnen naam zetten; en hij eindigt
| |
| |
zijn algemeen verslag van dit werk, met, in navolging van denzelven, ‘de aandacht van alle beschaafde Bijbelvrienden en Christelijke huisgezinnen, gelijk ook van zijne Medebroeders in de bediening, op hetzelve te vestigen,’ en den Vertaler, ‘die, op zijne afgelegene standplaats, de uren, welke hem van zijne ambtsbezigheden overschieten, zoo nuttig gebruikt, en met een oplettend oog den gang der wetenschap gadeslaat,’ de aangenaamste belooning en de krachtigste aanmoediging toe te wenschen. |
|