komstig den titel van het boeksken, het verhaal der plegtige intrede van karel V in Utrecht, ten jare 1540. Dit verhaal begint met bl. 1, en eindigt bl. 24. Nu volgen de bijlagen, eerst eene lijst der Regenten van de stad Utrecht, sedert 24 Oct. 1539-16 Oct. 1540; daarna eenige uittreksels uit de Utrechtsche Staten-Notulen des jaars 1540, tot het hoofdonderwerp betrekkelijk, alsmede uit de Kameraarsrekeningen, waaruit men de kosten van al die seestelijkheden eenigzins kan nagaan. Met bl. 41 beginnen de ophelderende aanteekeningen, doorloopende tot bl. 92. Maar nu treft men aan, met geheel nieuwe paginering, (hetgeen wij minder verkieslijk oordeelen) de beide in de Voorrede aangehaalde Latijnsche gedichten van c. valerius op de intrede van karel V te Utrecht, in 1540, en op de feestviering der Orde van het Gulden Vlies te Utrecht, in 1546. Een facsimile der handteekeningen van karel V en eenige aanzienlijken en Regenten, tot levering waarvan Jhr. beeldsnijder van voshol den Schrijver in staat had gesteld, besluit en versiert het geheel.
Zeker heeft Jhr. asch van wijck eenen verdienstelijken arbeid verrigt; maar het jammert ons, juist om de waarde van het werkje, dat de correctie, voor het weinige Grieksch en het veelvuldige Latijn, niet beter is uitgevallen. De verschooning, daarvoor bij het lijstje der Errata gevraagd, zou wel eenige weinige feilen over het hoofd doen zien, maar kan moeijelijk tot verontschuldiging voor zoo veel verstrekken. Behalve een paar notabele fouten in het Grieksch, is, in de mededeeling der Middeleeuwsche stukken in het Latijn, de toenmalige spelling met de naderhand herstelde klassieke gedurig ondereengeward, zoodat men nu eens vinden zal Praepositus, straks weder (gelijk men in de Middeleeuwen schreef) Prepositus; nu eens dioecesis, dan weder diecesis. Somwijlen is niet de a of de o uit de tweeklanken ae en oe (gelijk behoorde) weggelaten, maar integendeel de nooit onderdrukt wordende e. Best zou het zijn, dergelijke stukken mede te deelen gelijk zij waarschijnlijk geschreven zijn, en dus voor ae en oe altijd de enkele e te laten drukken. Eenige feilen in het Hollandsch gaan wij voorbij. Het spreekt van zelf, dat deze literarische aanmerkingen op de wezenlijke waarde van het werkje niets mogen afdingen.