volgende beschrijving van het militaire Cordon, hetwelk Oostenrijk getrokken heeft, om zijne provinciën tegen de invallen en strooperijen der Turken te beveiligen.
‘Dit uitmuntend Cordon strekt zich uit van Bocca di Cataro, in Neder-Dalmatië aan de Adriatische zee, tot aan de Bukovina aan de grenzen van Polen, en doorloopt de provinciën Croatië, Slavonië, Hongarije en Zevenbergen, een afstand uitmakende van vierhonderd-vijf-en-vijftig Duitsche mijlen, bewoond door eene bevolking van bijna twaalfmaalhonderd-duizend zielen, die hunne landerijen, regten en privilegiën, onder de uitdrukkelijke voorwaarde genieten, dat zij ter verdediging van de grenzen de wapenen zullen voeren. Ieder man, van achttien tot vijftig jaren oud, is tot deze krijgsdienst verpligt, en na verloop van dezen tijd verrigten zij gedurende tien jaren de dienst, waartoe gewoonlijk oude krijgslieden gebezigd worden. Elk regiment kiest zijn' eigen' Kolonel, die met zijnen militairen rang het gezag van een burgerlijk opperhoofd vereenigt. Langs de geheele linie is eene reeks van wachthuizen opgerigt, die genoeg nabij elkander staan, om de onderlinge gemeenschap te onderhouden; en zoo er eene rivier tusschen ligt, worden zij op pontons gebouwd. De wachthuizen in de bergdistrikten zijn in de rots gehouwen en zeer sterk. Vermits zij doorgaans achter borstweringen verborgen of onder digt lommer verholen liggen, worden zij eene geduchte hinderlaag voor een invallend leger. Achter deze keten zijn de wachthuizen der officieren, van alarmklokken enz. voorzien, waardoor, in geval van dringend gevaar, de geheele bevolking van deze ontzaggelijke grenslinie, in minder dan vier uren tijds, onder de wapenen kan gebragt worden.
Dit belangrijke distrikt, hetwelk vóór nog geen twintig jaren, door derwaarts gezondene officieren, als eene soort van ballingplaats werd aangemerkt, is thans zoo aanmerkelijk verbeterd, dat de reiziger, die dit gedeelte van den Oostenrijkschen Staat bezoekt, altijd met vreugde het gebied van het militaire Cordon betreedt. Hij vindt hier niet slechts zeer wél onderhoudene wegen, die vaak met vruchtboomen beplant zijn, maar ook goede herbergen; de steden en dorpen zijn beter gebouwd, en hebben openbare wandelingen voor het volk, hetwelk op zon- en seestdagen, in hunne beste kleederen gedost, bij de vrolijke toonen van viool en zakpijp, zich met dansen verlustigt. Hunne velden zijn hier