Albrecht Beyling en zijne Tijdgenooten. Oorspronkelijk historisch-romantisch Tafereel uit de Hoeksche en Kabeljaauwsche Twisten. Door H.C. Dresselhuys. IIde Deel. Te Amsterdam, bij G. Portielje. 1837. In gr. 8vo. 339 Bl. f 3-30.
Wij lieten de verloofde bruid van den held dezes Romans in handen van haren halven broeder floris van kyfhoek. In dit Deel wordt zij door hem aan het Hof van Vrouw jacoba gebragt, en bijna tot een huwelijk gedwongen, maar ontsnapt de gevangenis, waarin hare weigering haar bragt, en treedt te Rotterdam met beyling in den echt. De gehuwden leven stil op hunne goederen; maar een zonderling testament van den vader van den held brengt hem weder in den krijg; hij wordt binnen Schoonhoven belegerd, gevangen, en, na het uit de geschiedenis bekende uitstel, eindelijk levend begraven. Ziedaar het hoofdbeloop der gebeurtenissen, die vrij goed in het kleed der verdichting gestoken zijn. Wij waarschuwen intusschen, zoo als dat bij soortgelijken letterarbeid doorgaans noodig is, om in dezen Roman geene Historie te zoeken. Immers de komst van jacoba van beijeren, na hare vlugt uit Gent, had plaats in den zomer van 1424; de dood van beyling in December van datzelfde jaar. Haar geheime huwelijk met frank van borselen, dat hier in dien tusschentijd gesteld wordt, viel wel tien jaren later voor, nadat zij reeds, bij het verdrag van Julij 1428, filips van bourgondië als Ruwaard erkend en zich met den blooten naam van Gravin vergenoegd had. Dit weinige zij ter herinnering genoeg. - Op bladz. 65, reg. 15, vonden wij regeren voor zegenen, hetgeen wel onder de zinstorende fouten mag gerekend worden.