tende voorbeelden van geduld en moed onder het vreesselijkst lijden, welke ons van de kracht des geloofs in den Heiland der wereld levendig overtuigen. Zulk eene vervolging was die onder Keizer decius. De behandeling ging ook niet boven de krachten van een jong mensch, die bewijs geeft, dat hij zijnen tijd goed besteed heeft.
Na gepaste Inleiding, p. 1-18, verdeelt zich de Verhandeling in twee Hoofdstukken: I. wordt die vervolging ontwikkeld voorgedragen, p. 19-63. II. worden de velerlei uitwerkselen dier vervolging aangewezen, p. 64-110. In een Aanhangsel wordt de waarheid van deze vervolging betoogd tegen een' ongenoemden, die alles, wat daaromtrent verhaald werd, voor een verdichtsel hield, p. 111-120.
Zonder ons met de aanwijzing van verdere onderdeelen op te houden, zullen wij den inhoud dezer Verhandeling zoo beknopt mogelijk opgeven. Het Edikt van decius ter vervolging van de Christenen is verloren gegaan. Wat dit Edikt inhield, behoort met oordeel des onderscheids uit oude Schrijvers asgeleid te worden. Dan blijkt, dat decius vooral de Bisschoppen en Opzieners der Gemeenten streng wilde behandeld hebben. Het was hem toch te doen om zijne voorvaderlijke Godsdienst te handhaven en zijn eigen gezag te vestigen. Die vervolging strekte zich verder dan al de vorige uit, omdat geen Landvoogd, maar de Keizer daartoe bevel gaf. Te Rome was die vervolging niet zeer wreed en geweldig. Decius zelf, als zijnde zachtaardig, was van deze matiging oorzaak. In Afrika werd zij te Carthago vooral door het aangekomen Edikt hevig. In Egypte was te Alexandrië reeds een jaar vroeger eene vervolging tegen de Christenen begonnen; maar door het Edikt werd zij hevig en strekte zich uit tot geheel Egypte. In Palestina, Syrië, Phoenicië, Pontus en Asia proconsularis had die vervolging evenzeer plaats; maar daaromtrent verhaalt de Geschiedenis niets, waarop is staat te maken. Die vervolging heeft geduurd bijna