Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1839
(1839)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijKerkelijk Dordrecht, eene bijdrage tot de Geschiedenis der Vaderlandsche Hervormde Kerk, sedert het jaar 1572, door G.D.J. Schotel, Phil. Theor. Mag. et Litt. Hum. Doct., Predikant der Hervormde Gemeente te Lage Zwaluwe. Iste Aflevering. Te Dordrecht, bij van Houtrijve en Bredius. 1838. In gr. 8vo. 64 Bl. f :-60.De kundige, ijverig werkzame en door eenige historische en antiquarische bijdragen reeds met lof bekende Heer schotel, zoon van den onlangs voor de kunst te vroeg overleden' beroemden Zeeschilder van dien naam, levert in bovenstaande bladen den aanvang van een voor de Geschiedenis der Nederlandsche Hervormde Kerk belangrijk werk, dat in 6 of 7 afleveringen, ieder van 5 of 6 bladen druks, compleet zal zijn,Ga naar voetnoot(*) waarin hij het merkwaardigste, dat er in zijne vaderstad, eene van de oudste der Hollandsche steden, door en ten gevolge van de groote Kerkhervorming gebeurd is, zal mededeelen. Deze eerste Aflevering geeft een Overzigt der staatkundige en godsdienstige gesteldheid van Dordrecht, korten tijd vóór en bij de invoering der Hervorming aldaar, waarin de drie volgende hoofdpunten voorkomen: Vooreerst (bl. 1-21) de godsdienstige toestand van Dord- | |
[pagina 154]
| |
recht in het begin der 16de Eeuw, die over het geheel zeer treurig was, en tot welks verbetering de eerste pogingen, in 1517, door drie Augustijner monniken en één' hunner leerlingen schijnen gedaan, maar door de Regering, onder den invloed der Geestelijkheid, spoedig onderdrukt te zijn. Met reden acht de Schrijver het waarschijnlijk, dat ‘de menigvuldige handelsbetrekkingen tusschen deze stad en Duitschland oorzaak waren, dat de gevoelens van den grooten Hervormer, martinus luther, te Dordrecht vroeger, dan in andere oorden onzes Vaderlands, bekend en omhelsd werden’; maar in het tijdrekenkundige van de zoo even vermelde bijzonderheid is iets duisters, dat evenwel misschien door het aannemen van eene schrijf- of drukfout zou kunnen opgeheven worden: de medegedeelde klagt der Regering aan den Provinciaal over die monniken is gedagteekend den achtsten Marty 1517; maar het antwoord des Provinciaals, waarin hij te kennen geeft, dat hij zich ‘wat wil beraeden en besynnen op die saecke,’ heet ‘gesereven op Ste Gregorius avont (d.i. den 11 Maart) Ao. 1518’: moet dit ook 1517 zijn, of anders het eerste ook 1518? want het is niet waarschijnlijk, dat de Provinciaal met dit zijn antwoord een jaar zal gewacht hebben. Door welke middelen nu en in welke mate de leer van luther te Dordrecht verderen ingang gevonden heeft, schijnt den Schrijver niet gebleken te zijn: althans ook het tweede hoofdpunt, waarover bl. 22-40 gehandeld wordt, is in dit opzigt onvolledig, en bevat alleen het onderdrukken der Hervorming aldaar, dat onder karel V nog gering was, wiens plakkaten desaangaande door de Regering slechts flaauwelijk gehandhaafd werden, maar dat eigenlijk eerst met en na 1555, onder philips, in werking kwam, door de Geestelijkheid aangevuurd, maar vooral door den gematigden Burgemeester van der mijle beteugeld werd, doch voornamelijk na de komst van alva het ergst begon te woeden. | |
[pagina 155]
| |
Verademing van onder dezen druk (dit is eindelijk de derde hoofdbijzonderheid, die hier voorkomt, bl. 41-64) ontstond er na de inneming van Brielle; en geheele bevrijding werd er te Dordrecht te weeg gebragt door de komst der Watergeuzen aldaar, en door den overgang dier stad tot de partij van den Prins van Oranje. Zietdaar in 't kort den inhoud van deze bladen, waaruit men ziet, dat de staatkundige gesteldheid van Dordrecht, waarvan derzelver bijzondere titel gewaagt, voornamelijk, voor zoo verre zij betrekking op de godsdienstige had, voorgesteld wordt. - De stijl is, voor zoo veel zulk een onderwerp toelaat, vrij goed. - De correctie zou men hier en daar beter mogen wenschen; want, behalve de achteraan opgeteekende errata, zou Ref., zoo het noodig of nuttig ware, nog verscheidene kunnen aanwijzen. De Uitgevers beklagen zich, in een op het achterste schutblad geplaatst berigt, dat, ‘hoezeer het getal Inteekenaars op dit werk niet toereikend was, om de onkosten der uitgave te kunnen bestrijden, zij nogtans niet achterwege wilden blijven, om hetzelve in het licht te doen verschijnen.’ Dat getal zal, hopen wij, sedert nog vermeerderd, en tot de verdere voortzetting en voltooijing des werks behulpzaam zijn. Misschien heeft de wat onbepaalde titel, Kerkelijk Dordrecht, sommigen niet genoeg uitgelokt; maar het verdient toch ook bij niet-kerkelijke Lezers, al ware het alleen als bijdrage tot de geschiedenis der vaderlandsche steden, zijne aanbeveling. - Ref. wenscht den geëerden Schrijver gezondheid, lust en krachten toe, om dezen en anderen letterkundigen arbeid, welken hij belooft,Ga naar voetnoot(*) zonder zich te overhaasten of te overwerken, gelukkig en met | |
[pagina 156]
| |
roem voort te zetten, opdat hij, zoo het God behage, nog lang en veelzins moge nuttig zijn in het werk, waartoe de Voorzienigheid hem geroepen heeft, of nog verder mogt roepen, en hij tot bevordering van grondige en waarlijk nuttige wetenschap veel moge toebrengen! |
|