Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1839
(1839)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijTheoretisch-practisch Handboek der algemeene en bijzondere Heelkundige Instrumenten- en Verbandenleer, enz. door F.A. Ott. VI Afleveringen.(Vervolg van bl. 61.)
Met Hoofdst. 36 begint de behandeling van die dingen, welke tot het zoogenoemd eigenlijk verband behooren. Zij eindigt met het 52ste Hoofdst., hetwelk eene korte geschiedenis bevat van het ontstaan en den voortgang der werktuigelijke geneesmiddelleer. Bij deze geschiedkundige behandeling schijnt de Schrijver in de fout van meer anderen te vervallen, die der oudheid te veel stelselmatige kennis toeschrijven. Eene onlangs in het licht verschenen Verhandeling over podaliring en machaon,Ga naar voetnoot(*) als oudste Militaire Geneeskundigen | |
[pagina 102]
| |
beschouwd, verdient bij dit onderwerp nagelezen te worden. Eenigzins zonderling klinkt het gezegde bl. 252: Met het heelkundig verband dreef men het toenmaals tot een formeel spel, enz. Felix würz wordt, § 324, warz genoemd. De Schrijver schijnt het over 't algemeen met de eigennamen zoo naauw niet te nemen. Wat nu de verbandmiddelen aangaat, Dr. ott begint § 209 met de eenvoudigste, de draden, om later tot de meer zamengestelde te kunnen overgaan. Sprekende in § 215 over het pluksel van boomwol, is hij als in tegenspraak met zichzelven: het kan slechts bij gebrek aan linnen pluksel worden gebezigd; waarop volgt: hetzelve (daarna dezelve) beveelt zich door hare zachtheid, gelijkheid en onkostbaarheid bijzonder aan. Terwijl men mos, hooi en droog gras kan bezigen, wanneer men gebrek aan alle andere hulpmiddelen heeft, is het papier, als middel van bezuiniging, een belagchelijk surrogaat voor linnen. Het zeer juiste gezegde van den Schrijver, § 217: ‘Men moet het pluksel niet als een bloot werktuigelijk geneesmiddel, maar als een zoodanig beschouwen, dat grootendeels op de van de opperhuid beroofde plaatsen aangewend wordt, en dezelve op verschillende wijzen kan prikkelen,’ leert elk der opgegevene surrogaten, naar waarde beoordeelen. Veeltijds moeten zij strekken als zoogenoemde captationes benevolentiae, waarbij het belang der lijders niet op den voorgrond gesteld wordt. Bij § 220 had nog iets gevoegd kunnen worden over het bedekken van gekneusde deelen met versch afgestroopte huiden van dieren. Wij meenen ons te herinneren dat de vermaarde larrey den Maarschalk lannes spoedig van eene belangrijke, vrij algemeene kneuzing herstelde, door hem geheel in vachten van versch ge- | |
[pagina 103]
| |
slagte schapen te wikkelen. Wat wil zeggen, bl. 192, een' kwalijken reuk hebben? In H. 40 worden de snoeren, strikken enz. kortelijk doorgeloopen, en in H. 41 de windsels en hetgeen bij derzelver gebruik en aanwending behoort in acht genomen te worden, uitvoerig beschreven. Wij begrijpen niet, hoe de Schrijver, § 231, het gebruiken der windsels van stenel zoo onbepaald kan afkeuren. Hij komt zoo dikwijls op den dynamischen invloed der werktuigelijke geneesmiddelen terug; deze had bij de windsels van stenel wel in aanmerking mogen komen. Bij zuchtige zwellingen met rheumatische aandoeningen zijn zij zeer gewigtige hulpmiddelen. De zijden windsels, § 234, hadden daarentegen wel onvermeld kunnen blijven. Moest § 242 voor schoon niet liever fraai of net gelezen worden? Het voorstel in § 253 is niet geheel vrij van zonderling genoemd te mogen worden. Op het getal der eenvoudige windsels zoude in den geest van mayor nog al wat af te dingen vallen; zij behoorden evenwel, om de volledigheid, alhier vermeld te worden. In H. 44 worden de zamengestelde windsels beschreven: men moet hier echter het woord windsel in geenen te beperkten zin bezigen; de breukbanden worden er zelfs onder gerekend: op deze komt de Schrijver echter in het tweede Deel nader terug. De toestellen ter genezing van beenbreuken vinden hunne plaats in het 45ste H. Wij bevroeden niet, waarom het in H. 49 over de spalken voorkomende niet onmiddellijk op dit Hoofdstuk volgde of met hetzelve in verband gebragt werd. De kompressen, welke in het 47ste H. beschreven worden, hadden, naar ons gevoelen, eene doelmatiger plaats bij de windsels gevonden. Hetgeen omtrent de orthopacdische toestellen in H. 46 gezegd wordt, is doeltreffend, en verdient, vooral in onze tijden, behartiging, vooral § 281. De zamenvoeging der hechtpleisters, in H. 48, met darmsnaren, hout, been, ivoor en hoorn, heeft iets eigenaardigs. Het 50ste H. behelst eenige algemeene opmerkingen, met betrekking tot het werktuigelijke, bij | |
[pagina 104]
| |
heelkundige instrumenten en verbanden voorkomende. Met genoegen ziet men den Schrijver terugkomen van een verlangen, hetwelk met regt wordt gezegd buiten de grenzen der mogelijkheid te liggen; men vergelijke het reeds gezegde over H. 4 en 5. Maar, kan de Heelkundige niet tevens werkman wezen, hij behoorde toch te weten of liever de wetten te kennen der Statiek en Dynamiek. Daartoe moet dit Hoofdstuk eenige aanleiding geven, en, voor zoo verre dit met weinige woorden kan geschieden, is dit hier doeltreffend in acht genomen. Van de wijze van verzorging der heelkundige toestellen mag een Wondarts niet onkundig blijven; hieromtrent wordt hij onderrigt in het 51ste H. Men zal den Schrijver niet kunnen verwijten, dat hij tot dusverre zijn onderwerp oppervlakkig behandeld heeft. Jammer, dat niet meer zorg aan duidelijkheid van stijl is besteed; want ofschoon hier en daar de Vertaler den Schrijver vooral niet behulpzaam is geweest, zoo kan ook het oorspronkelijke niet van stroefheid vrijgepleit worden. - Eerlang hopen wij, daartoe ook in staat gesteld, op het practisch gedeelte van het boek terug te komen. |
|