De onderaardsche herberg te Petersburg.
Te Napels slapen de Lazaroni des nachts op straat, te Petersburg onder den grond; gelijk dan ook de slaapplaats hunner medebroeders, bij de koude van het klimaat, zoo als men begrijpt, voor hen niet zeer verkieslijk zou zijn. Deze onderaardsche nachtherberg bevindt zich onder eene schoone zuilenrij van Ionische bouworde op de Hooimarkt. Men verbeelde zich twee of drie gewelven, op pilaren en bogen rustende en door rook en damp geheel zwart beslagen. In dezelve staat eene groote kagchel, welker opening, als de krater van den Vesuvius, vuur en rook spuwt. Hoopen stroo verwachten ieder, die hier van zijnen arbeid wil uitrusten en zich aan den slaap overgeven. Het valluik van dit duister verblijf opent zich dienstvaardig, en biedt elken vermoeiden voorbijganger eene vrijplaats aan. Dit groote kelderhol is de algemeene slaapplaats van handwerkslieden, ter markt komende boeren en anderen uit de arbeidende klassen, die zich van alle kanten daarhenen begeven, hetzij omdat zij geene andere legerstede hebben, of wel omdat zij zich de moeite befparen willen, naar hunne hutten terug te keeren, die niet zelden van vijf tot tien wersten verwijderd liggen, en van waar zij zich dus bezwaarlijk vroeg genoeg weder naar hunnen arbeid zouden kunnen begeven. Eer men zich door dit valluik in de onderwereld laat nederdalen, heeft men in de tegenoverliggende kroeg dikwijls te veel gedronken, en vergeet bij het afwaarts stijgen somwijlen de wetten van het evenwigt. In dat geval wordt de legerstede wel eens wat hard; doch dit belet niet, dat men eenen gerusten slaap geniet. Een Rus blijft steeds liggen, waar hij neêrgevallen is. Naast den portier vindt men eenen nationalen restaurateur, waar afval van vleesch en visch, olie- en andere koeken, benevens meer dergelijke spijzen, te krijgen zijn. Tegen vijf ure 's morgens gaat de spelonk open, en alsdan rijst eene dikke dwalmkolom, uit allerlei
soorten van uitwasemingen zaamgesteld, naar boven. Duizenden van gestalten, de eene al zonderlinger dan de andere, stijgen uit den schoot der schimmenwereld op, en gaan weder aan hun handwerk of andere bezigheden.