Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1838
(1838)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 644]
| |
volgenden morgen aan dalberg: ‘Ik weet niet, aan welk raffinement van staatkunde ik het eigenlijk moet toeschrijven, dat onze heeren akteurs - ik meen echter niet allen - onderling de overeenkomst getroffen hebben, om slechten dialoog door goed spel te verheffen, en goeden door slecht spel te bederven. Het is waarlijk wel het geringste der blijken van achting, welke de tooneelspeler den dichter kan geven, wanneer hij zijnen tekst goed van buiten leert. Ook deze kleine voldoening heb ik niet mogen genieten. Het kost mij soms uren arbeids, om aan eene periode de bestmogelijke ronding te geven; en is mij dit nu gelukt, dan wacht mij de spijt, dat de tooneelist mijnen met zoo veel moeite voltooiden dialoog niet eenmaal in zuiver Duitsch overbrengt. - Sedert wanneer is het dan mode geworden, dat akteurs hunnen auteur de les lezen? - Gisteren heb ik die spijt meer dan ooit gevoeld. Door het onachtzaam bestuderen der meesten, werd Kabaal en Liefde geheel en al aan flarden gescheurd. In plaats van mijnen tekst, heb ik niet zelden onzin moeten hooren. - Mijzelven, wel is waar, kan hieraan weinig gelegen zijn; want ik geloof te mogen beweren, dat tot heden toe het tooneel door mijne stukken meer gewonnen heeft, dan mijne stukken door het tooneel. Nimmer ook zal ik mij in het geval brengen, de waarde van mijnen arbeid van hetzelve afhankelijk te maken. Doch, daar ik toch eenmaal, van het tooneel alhier, openlijk moet spreken, kon mij de zaak niet onverschillig blijven. Ik geloof en hoop, dat een dichter, die drie stukken op het tooneel gebragt heeft, waarvan de Roovers er een is, eenig regt heeft zich te beklagen, wanneer hem de vereischte achting niet bewezen wordt.’ - Deze brief voert kortweg de onderteekening: ‘R. (Raad) schiller.’Ga naar voetnoot(*) |
|