Eerlijke wijs om een valsch bankroet te maken.
Een elegante, jonge en rijke Franschman woonde eenigen tijd te Londen, en nam er een' Engelschen kleêrmaker aan, den eersten der stad, een' kunstenaar, door wien geheel de Adel en al de aanzienlijken gekleed werden. Natuurlijk is deze snijder zeer rijk; hij bezit eene villa, met park, oranjeriën en alwat er toe behoort; zijne uitgebreide werkplaatsen zijn in afdeelingen gesplitst, als een ministerie; zijne gezellen noemt hij zijne beambten, en moet hij iemand de maat komen nemen, zoo verschijnt hij steeds in een zeer sierlijk eigen rijtuig. De jonge Franschman werd goed door hem bediend, en, daar hij niet gewoon was schulden te maken, verzocht hij om de rekening. ‘Mijnheer wil zeker schertsen,’ gaf de snijder ten antwoord. ‘Is Mijnheer niet met mij tevreden? De rekening? Nooit van mijn leven!’ Met deze woorden ging de kleêrmaker heen. De jonge Franschman vroeg hem naderhand nog herhaalde malen, maar altijd te vergeefs, om zijne rekening. Eindelijk, na langen tijd, verscheen, in zwart gewaad, een man van de wet, verklaarde, dat de beroemde snijder frank bankroet gemaakt had, en dat nu de schuldeischers deszelfs uitstaande pretensiën poogden te incasséren. De jonge Franschman verwonderde zich zeer, en betaalde. Een kwartier uurs daarna verscheen Mijnheer frank, even opgeruimd als altijd, en met dezelfde weelde omgeven. ‘Heer frank,’ sprak de Franschman hem aan, ‘zoo even heb ik vernomen.... het doet mij van harte leed....’ - ‘Wat dan?.... O, ik begrijp.... Daar heb ik de nieuwste vestenstoffen; zal Mijnheer er ook iets van verkiezen?’ De Franschman kon van zijne verbazing niet terugkomen, tot dat de snijder zelf hem