Snuggere taalkundige opmerking van een' Duitscher.
(Uit de Miscellen van den Spiegel.)
De Hollandsche spraak heeft voor Jugendliebe, voor ‘den gouden tijd der eerste liefde,’ dat ‘zoete hopen,’ waarbij ‘het oog den Hemel geopend ziet,’ (gelijk schiller zingt) het echt-Hollandsch gedachte woord kalverliefde. De Hollandsche Dichters zullen zich daarvan echter wel niet bedienen. Wij hebben bij ons gemeen ook eene uitdrukking voor het stoeijen van jonge lieden met elkander, welke den vreemdeling even prozaïsch klinkt; te weten kalbern. De Hollandsche spraak is weinig bekend, en op eenen Duitscher maakt inderdaad de overeenkomst met ons vaderlandsche platte idiom dikwijls eenen zonderlingen indruk. Zoo konde ik mij van lagchen niet onthouden, toen ik, in een Treurspel, hoorde reciteren: ‘gerampele van Stahl.’ [Dus staat er letterlijk, Lezers! Welk Nederlander, die zich zijne even rijke als schoone moedertaal nog niet schaamt, lacht niet, op zijne beurt, met medelijdend schouderophalen, om den neuswijzen Duitscher, die zelfs geen enkel woord uit dezelve naar behooren kan schrijven of uitspreken, en toch, op hoogen toon, gelijk een blinde over kleuren, wil oordeelen?]