Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1838
(1838)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 156]
| |
waar men hem algemeen beminde en vereerde. Naauwelijks was hij binnengetreden, of ieder drong zich rondom hem, en smeekte hem om het zeerst, nu toch den geheelen dag aldaar te blijven. ‘Niets zou mij aangenamer wezen,’ gaf hij ten antwoord; ‘maar het is mij onmogelijk, want ik moet, daar het morgen zondag is, den geheelen avond aan mijne preek werken, die nog niet begonnen is, en over welke ik toch niet zoo los kan heenloopen.’ - ‘Eene preek?’ viel hem een twaalfjarige knaap in de rede, die tot nog toe aan een der vensters gestaan en een opkomend onweder gadegeslagen had, waarvan het weêrlicht aan den gezigteinder flikkerde; ‘eene preek? Zeg mij den tekst, en ik wil ze voor u schrijven.’ Ieder lachte over de kinderlijke laatdunkendheid van den knaap. De Geestelijke bewilligde op het slot te blijven, maar nam zich voor, zijne preek gedurende den nacht op te stellen. Middelerwijl overdacht het knaapje inderdaad den tekst, dien de Leeraar hem genoemd had. Zich aan eene tafel gezet hebbende, legde hij nu eens de hand aan het voorhoofd, keerde het oog naar boven, en schreef dan weder. Toen de Geestelijke des avonds wilde afscheid nemen, reikte de knaap hem een papier toe, en zeide met liefelijk klinkende stem en een, voor zijne jaren, onbegrijpelijk zelfvertrouwen: ‘Daar is uwe preek!’ Glimlagchend nam de Leeraar het hem aangebodene, en antwoordde schertsend: ‘Kom, dan willen wij maar eens terstond eene proeve nemen!’ en hierop las hij, op declamerenden toon, de eerste regels voor; weldra nogtans werd hij ernstiger, en, even als zijne toehoorders, gedurig meer en meer door verbazing en bewondering getroffen; het was hun onbegrijpelijk, hoe een kind zulke verhevene en diepzinnige gedachten had kunnen vormen. - De knaap, van wien wij dit verhalen, was alphonse de lamartine; de preek, welke de Geestelijke den volgenden dag, tot groote stichting zijner gemeente, werkelijk uitsprak, zijn eerste arbeid. Men zal zich niet verwonderen, dat de Dichter der Méditations en der Harmonies sacrées zijne eerste lauweren in het huis Gods geplukt heeft. |
|