in genoegzame mate bestaat; - en eindelijk, (in het derde stuk) dat Z.M. de Koning en Hoogstdeszelfs Minister van Eerdienst jegens de afgescheidenen onpartijdig en regtmatig gehandeld hebben; in welk een en ander Ref. gelooft, dat geen bezadigd en onzijdig lezer den Schrijver zijnen bijval ontzeggen zal.
In het derde Hoofdstuk, dat over de maatregelen (van de Regterlijke Magt) tegen het Separatismus handelt, spreekt de Heer boeles eerst over eenige mishandelingen en verongelijkingen, welke de Separatisten, volgens den Heer groen van prinsterer, ondervonden hebben, en toont, ‘dat de klagten daarover onbillijk zijn, zoo dezelve tegen eene of andere Magt in den Staat, of tegen het Publiek worden aangevoerd;’ - daarna over de afkeurende buiten- en binnenlandsche stemmen, die gezegd worden zich in deze te hebben laten hooren, en wijst het weinigbeduidende van dezelve aan; - vervolgens over de aangehaalde artikelen onzer Grondwet, en doet zien, dat daaraan niet is te kort gedaan; - eindelijk over het al of niet toepasselijke van het Strafwetboek in deze, en bewijst, dat hetzelve niet ten onregte op de onderhavige gevallen is toegepast, en dat er geen regterlijke vervolging wegens het geloof, maar wel wegens daden, die met de bestaande wetten strijdig waren, heeft plaats gehad.
In het vierde Hoofdstuk, eindelijk, handelt de Schrijver, met waardigen en minzamen ernst, over hetgene bij de tegenwoordige Godsdienstgeschillen vooral opmerking en behartiging verdient, zoo als over de verpligting der Hervormde Kerk, om te waken tegen separatistische woelingen, die in haar midden zouden kunnen ontstaan; - over den tegenwoordigen in het algemeen gunstigen toestand der Hervormde Kerk in ons Vaderland, waarbij eene bemoedigende opwekking aan derzelver leden, om van het veelvuldige goede, dat er aanwezig is, tot bevordering van geloof en liefde, deugd en zaligheid, een dankbaar gebruik te maken; - en laatstelijk over hetgene, dat de Godsdienstleeraars om-