Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1838
(1838)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 524]
| |
jelijke taak. Eene dichterlijke vertaling moet van zelve meer vrije navolging worden. Intusschen is men gewoon, deze laatste uitdrukking toch in eenen eenigzins meer bepaalden zin op te vatten, en noemt, in onderscheiding van vertaling, aldus eene zoodanige bewerking, waarbij men wel onderwerp en hoofddenkbeelden van een ander ontleent, maar overigens deze op eigene wijze gebruikt, ze uitbreidt, vermeerdert en wat dies meer zij. In dien zin echter is voorzeker op den titel het: vrij gevolgd niet op te vatten. Blijkbaar heeft de Heer ten kate het zich ten doel gesteld, om de Parisina van byron getrouw terug te geven, en is het geheel geene navolging, maar eene vertaling. Rec. heeft de overbrenging van den Heer beets niet bij de hand, die door den jeugdigen Dichter, bescheiden, verre boven de zijne wordt gegesteld.Ga naar voetnoot(*) Maar hij durft toch met vrij veel zekerheid vooronderstellen, dat de overbrenging van den Heer ten kate, in gemakkelijkheid en vloeijendheid van versificatie, voor die van zijnen mededinger niet zal behoeven onder te doen. Alles, wat Rec. van onzen nog jongen Dichter heeft gelezen, doet hem veel van denzelven verwachten, en ook dit stuk is een blijk van zijne dichterlijke talenten. Het laat zich met genoegen lezen en heeft onwedersprekelijke verdiensten. Doch Rec. heeft ééne groote algemeene aanmerking op dit stuk, die hij den Dichter wil mededeelen, en die hij met een enkel voorbeeld wil staven. Misschien kan ten kate er zijn nut mede doen. Eene der kenmerkende eigenschappen van diens poëzij is zijne schoone dichterlijke taal, de rijkdom, kracht en schilderachtigheid zijner dichterlijke uitdrukkingen. Verre is het er van daan, dat wij deze in het algemeen zouden misprijzen; doch zij kunnen verkeerd worden te pas gebragt; het doorgaand gebruik kan eene eentoonigheid veroorzaken, die verveelt, of zij kunnen geheel in strijd zijn met den geest, dien het dichtstuk moet ademen. Dit schijnt Rec. toe eenigzins het geval te wezen in de Parisina. Het is geheel in den somberen geest van byron. De geschiedenis is vreeselijk, schier afschuwwekkend; maar hij heeft | |
[pagina 525]
| |
haar door zijn verhaal een hoog belang weten bij te zetten. Dat doet hij vooral door dien diepen, zwaarmoedigen ernst, die uit ieder woord spreekt; door de kortheid en eenvoudigheid zijner taal, die, gelijk een der Engelsche critici meer bepaald van een gedeelte van het stuk zegt, ‘zonder eenige praal is, waarin alles met de grootste eenvoudigheid en bepaaldheid wordt uitgedrukt, maar waarin toch een pathos en poëzij ligt, moeijelijk te evenaren.’ Dat is de geest van byron, en die had in de overbrenging niet verloren moeten gaan, gelijk maar al te dikwijls geschied is, juist, gelijk het Rec. voorkomt, door de weelderigheid van des Vertalers dichtgenie. Rec. wil dit ophelderen door dat gedeelte van het gedicht, waar de vertoornde en beleedigde vader en echtgenoot over zoon en gade vonnis velt, en door onderstreepte letteren aanduiden, wat in het oorspronkelijke niet staat. En azo sprak op sombren toon:
Nog gistren was mij de aarde een Eden
En juichteGa naar voetnoot(*) ik in een gade en zoon.
Die korte droom verging op heden
En nimmer keert hij weer.
Eer de avondzon het blinkend hoofd
In gindsche golf heeft uitgedoofd,
Ben 'k echtgenoot noch vader meer.
Byron zegt eenvoudig: Ere day declines, I shall have none. Zoo sta ik dan voortaan alleen
En wandel over doornen heen,
Waar 'k vroeger op gebloemt gegaan heb.
Hoe veel krachtiger en somberder zegt byron: My life must linger on alone. Maar 't zij zoo - immers aemt er geen,
Die niet zou doen, wat ik gedaan heb?
Die banden zijn in woest geweld
Aan stuk gereten - niet door mij;
Ik schond ze niet!... maar dit ook zij - -
De wil des noodlots is vervuld,
De straf des doods geveld;
| |
[pagina 526]
| |
De slagboom viel ter neer, en nu,
De priester, hugo, wacht op u
En na hem - 't loon der schuld!
Bij byron zijn de laatste zes slechts drie regels:
Let that too pass; - the doom 's prepared;
Hugo, the priest, awaits on thee,
And then - thy crime's reward.
Ook de eenvoudigheid van de volgende regels:
Away! Address thy prayers to Heaven,
Before its evening stars are met!
is verloren gegaan in de vertaling: Ga, zend, eer de eerste sterreglans
Zijn mistwaas doorbreekt aan den trans,
Uw beden naar den hemel heen,
En smeek, of dáár vergiffenis
Bij God voor u te vinden is.
Moog Zijn genade tot u dalen -
Maar hier op aard beneen
Bestaat geen plek, waar gij en ik,
Al ware 't ook één oogenblik,
Te zaam meer kunnen ademhalen.
Vaarwel voor eeuwig! 'k Wil uw dood
Niet zien; maar gij, wier veinzende oogen
Mij huwlijksliefde en trouwheid logen,
Wier lip den Judaskus mij bood,
Gij zult dat hoofd, dat gij zoo teer
Bemint, op 't schandblok neergebogen,
Door 't staal... Vertrek! Ik kan niet meer...
Vergelijkt daarmede eens het Engelsche:
Farewell! I will not see thee die;
But thou, frail thing, shalt view his head...
Away! I cannot speak the rest.
Iets geheel anders drukt daarenboven het slot van het vonnis uit, dan wat ten kate zegt: | |
[pagina 527]
| |
Go, woman of the wanton breast;
Not I, but thou his blood dost shed;
Go, if that sight thou canst outlive,
And joy thee in the life I give!
Dit is aldus wedergegeven: Ga, priesteres van huichlarij,
Van schuld en weelde! - Niet op mij,
Op u zal 't bloed mijns eenlings kleven,
Dat gij-alleen vergiet,
En kunt gij 't schouwspel overleven,
Zoo juich! uw dood begeer ik niet.
Het geheele sombere en ingetrokkene van azo's karakter gaat door deze woordrijkheid verloren. Dit zij als proeve genoeg. Rec. gelooft, dat het voor den Heer ten kate zeer nuttig kon zijn, indien hij zijne krachten nogmaals aan byron, b.v. aan diens Corsair, beproefde, en daarbij trachtte den geest getrouw terug te geven. Hij zou daardoor zijne poëtische taal van het al te weelderige leeren besnoeijen, en haar in kracht en zinrijkheid doen winnen. |
|