Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1838
(1838)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 444]
| |
lera, over de Maan uit Iodium bestaande enz., ook bij ons heeft bekend gemaakt, maar wiens luim niet altijd den toets van een' goeden en gezuiverden smaak kan doorstaan, heeft in het voor ons liggend werkje een ernstig onderwerp zonder scherts behandeld. Is echter reeds de titel zonderling, nog vreemder is de inhoud. Het is ons zelfs niet mogelijk te zeggen, wat de Schrijver eigenlijk wil, al schonken wij hem ook het bewijs zijner stellingen. Hoezeer Rec. in den stijl en trant der Duitsche natuurphilosophen geen vreemdeling is, heeft hij echter zelden iets, zelfs van den duisteren schelver, (b.v. die sieben Formen des Lebens) in handen gehad, hetwelk zoo geheel wartaal was, als het onderhavige geschrift. Moeten wij zeggen, wat wij er van begrepen hebben, dan stelt de Schrijver, dat de menschelijke geest na den dood overgaat in het algemeene leven van deze aarde, en voorts persoonlijk voortleeft en voortwerkt in andere menschen, waarop hij invloed uitoefende, en dat hij later, op een' hoogeren trap, in den wereldgeest overgaat. Alzoo is de aarde niets anders dan een ei, uit hetwelk de zon bestendig geesten uitbroeit, die naar omhoog vliegen op vleugelen des lichts. Hoe ver dit denkbeeld van het ware begrip van onsterfelijkheid verwijderd is, zal elk ligtelijk inzien. Maar nog eens, wij verklaren, het zonderlinge en daarbij slordig vertaalde boekje niet te verstaan, doch gelooven niet, dat het eene betere vertaling waardig was. Inderdaad, het is te verwonderen, hoe men zulke onzinnigheden in ons Vaderland vertalen, en hoe men Uitgevers voor zulke vertalingen vinden kan! j. van der hoeven. |
|