Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1838
(1838)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 398]
| |
Brief aan den redacteur van dit tijdschrift.Aan den Heer Redacteur der Vaderlandsche Letteroefeningen.Ga naar voetnoot(*)
Weledel Heer!
In de recensie van zeker nameloos vlugschrift, getiteld: Merkwaardigheden, enz. te Utrecht, bij l.e. bosch, 1836, voorkomende in het Tijdschrift de Recensent ook der Recensenten, No. 3 dezes jaars, bl. 124-125, las ik: ‘Deze bijdrage tot de Geschiedenis van den Oorlog met de Opstandelingen, welligt voor een of ander punt niet geheel onbelangrijk, mist het eenige, dat haar gezag zou kunnen geven, den naam des Schrijvers; een gemis, dat wij te meer afkeuren, wijl de eer van dezen en genen daarin op eenen vrij beslissenden toon wordt aangetast,’ enz. De steller dier beoordeeling was blijkbaar nog onbekend met hetgeen omtrent het bedoelde vlugschrift heeft plaats gehad; en ik acht het dus, ter liefde van de waarheid, en om tijdgenoot en nakomeling tegen dwaling in de Geschiedenis te hoeden, van belang, te dezer zake het navolgende, mij van zeer goede hand bekend, (en van welks echtheid, trouwens, ieder zich ligtelijk kan overtuigen) mede te deelen: Dat de Markies g.a.c.w. de thouars, vroeger Officier bij de Infanterie, doch uit de dienst ontslagen, geregtelijk bewezen is schrijver van het bedoelde vlugschrift te zijn; en dat hij, eerst door de Regtbank te Utrecht, daarna, in appél, door die te Amsterdam, in Junij 1837, veroordeeld is geworden tot eene maand gevangenzetting in een Huis van Correctie; tot betaling eener boete van f 25-: en der Proceskosten, en tot gemis der Burgerlijke Regten gedurende vijf jaren; en zulks ter zake van laster, in voormeld geschrift, tegen den Heer Kapitein Ingenieur pauw. Ik verzoek UEd., om, in het belang van het Publiek, deze bijdrage tot de bedoelde beoordeeling in het eerstvolgend Nommer van uw alom gelezen wordend Tijdschrift te plaatsen, en heb de eer met de meeste achting te zijn Uw Weled. dienstw. Dienaar X. |
|