halen; en toch, het is van dit alles wat. Het is ernstig en luimig; het is waar en verdicht. Maar, wat is het dan elgenlijk? Ja, lieve Lezer! hoe zal ik het u zeggen? De inkleeding is deze: Hans van Zwicken doet met eenen vriend, ter genezing van eene slaapziekte, eene reis uit Duitschland door een gedeelte van België, van Frankrijk en Engeland. Dit is geschied vóór weinige jaren, immers reeds na het Koningschap van leopold. Op die reis ontmoeten zij natuurlijk allerlei menschen; van deze hooren zij allerlei vertellingen; zij hebben verschillende ontmoetingen, die tot verschillende episoden aanleiding geven; zij lezen zelfs in een oud handschrift eene - op zichzelve een boekdeeltje beslaande - uitstekend verhaalde geschiedenis, die, grillig genoeg, in het eerste Deel plotselijk afgebroken en in het tweede voortgezet wordt. Ziedaar den ruwen omvang; het bestek, zoo gij wilt; of noem het den tuin, waarin eene menigte fraaije en geurige bloemen en heesters zijn geplant; of den draad, waaraan de parels geregen zijn; of het doek, waarop de schilderij is afgewerkt. Kortom, onderhoudender, aangenamer, voor allerlei Lezers en Leesgezelschappen geschikter boek kan wel naauwelijks uitkomen. Aan het slot beviel ons de hoofdpersoon het minste.
De uitvoering is net, en de prijs buitengewoon goedkoop, daar men ouderwetsch veel letters voor zijn geld krijgt.