Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1838
(1838)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAlgemeene en bijzondere Technologie. Een Handboek tot eene wetenschappelijke en praktische kennis van Handwerken, Ambachten, Kunsten, Manufacturen en Fabrijken, volgens derzelver tegenwoordigen toestand; door S. Bleekrode, Doctor in de Wis- en Natuurkunde, enz. In II Deelen, met Platen. Te Groningen, bij P.S. Barghoorn. (Aflevering I-IV.) In gr. 8vo. 408 Bl. Bij Inteekening f 4-45; buiten dezelve f 5-95.Met de beoordeeling van dit werk zijn wij eenigzins verlegen. Wij zouden aan onzen pligt te kort doen, met een oorspronkelijk, wetenschappelijk werk van zoo algemeen nut, een werk van ruimen omvang en eenige kostbaarheid, af te schepen met aankondiging en algemeene uiting van ons oordeel over het reeds in het licht verschenen gedeelte; daarentegen, in bijzonderheden af te dalen, de ontwikkelingen en berekeningen van den Schrijver te toetsen; overal, waar wij in denkbeelden van hem verschillen, in eene wiskundige ontvouwing te treden, formules uit te werken, werktuigen te beschrijven, - dit alles mogt in een Tijdschrift, afzonderlijk gewijd aan Wis- en Natuurkunde, zoo als b.v. dat van Prof. van der boon mesch c.s., aangaan, maar hier ter plaatse zou het ongepast wezen. Hoe dan het juiste midden getroffen, zoodat noch de Schrijver grond hebbe tot de klagt: ‘het ik daarvoor mijn werk aan de Letteroefenaars ter beoordeeling gezonden?’ noch het groote, onmathematische publiek dit Nommer, bij het zien van zulk eenen algebraïschen toestel, misnoegd uit de hand werpe? Doch beproeven wij, onzen Landgenooten in het algemeen te doen kennen, wat zij in dit werk vinden zullen, en wat in de uitgegevene Afleveringen voorhanden is; zeggen wij een paar woorden over het | |
[pagina 347]
| |
belang van dit geschrift, en eindigen wij met het geven eener kleine proeve van bewerking. Beter weten wij er niet op. De titel wijst hoofdzakelijk doel en inhoud van dit werk aan. Het zal bevat zijn in twee Deelen, waarvan het eerste de algemeene, het tweede de bijzondere Technologie zal bevatten. De eerste Afdeeling behelst alzoo de leer der beweegkrachten, beoordeelende, in hoeverre deze voor de bewerkingen geschikt zijn, en de eene boven de andere de voorkeur verdiene; de voor derzelver ontwikkeling noodige werktuigen, met opgave der middelen, om de voortgebragte beweging over te brengen, te regelen, van rigting te doen veranderen enz. Zij moet verder beschouwen de bewerkingen en de voor deze vereischte werktuigen, die bij alle bedrijven in gebruik zijn, meer in het algemeen, volgens den aard der bewerkingen, zoodat die zamengevoegd worden, bij welke eene en dezelfde bewerking plaats heeft. Het doel der tweede Afdeeling moet zijn, elk bedrijf meer in het bijzonder te leeren kennen, en al de tot hetzelve betrekking hebbende omstandigheden afzonderlijk, op theorie en praktijk steunende, te ontwikkelen. Deze bijzondere Technologie wordt door de algemeene opgehelderd, en behoort te behelzen: 1. een kort overzigt der geschiedenis en van den tegenwoordigen staat van het bedrijf; 2. de kennis der grondstoffen; 3. opgaaf van werktuigen, toestellen en gereedschappen; 4. aanwijzing van theorie, gang en opvolging der bewerkingen; 5. beschouwing van de produkten volgens derzelver eigenschappen, deugd en vervalsching. Het werk wordt voorafgegaan door eene Inleiding, bevattende eene algemeene beschouwing der wetenschap, die de Schrijver zal behandelen; eene aanwijzing van het belang eener gezonde theorie, als ook van de toepassing der natuur-, schei- en werktuigkunde, volgens derzelver tegenwoordige hoogte; eene opsomming van de voordeelen des gebruiks van werktuigen bij de uitoefening der bedrijven, - alles opgehelderd met voorbeelden. Niet ongepast is hierbij gevoegd eene schets van regelen, bij het beschouwen, bezoeken of oprigten eener werkplaats, bijzonder eener fabrijk, in acht te nemen. Vervolgens wordt het eerste Deel geopend met de ontvouwing van de leer der krachten. De Schrijver erkent hier, het Hoogduitsche Technologische werk van poppe in verdeeling (en ten deele ook in denkbeelden) te hebben gevolgd. Hij neemt zich voor, ‘om de verschillende krachten | |
[pagina 348]
| |
nader te leeren kennen, de werktuigelijke inrigtingen, waardoor zij hare werking voortbrengen, te omschrijven, en het gebruik bij de verschillende bewerkingen op te helderen, ten einde te kunnen beoordeelen, in hoeverre de eene kracht voor een bepaald doel geschikter en voordeeliger is, dan eene andere.’ De krachten dan worden beschouwd in derzelver werking en grootte; gehandeld over botsing en drukking; over de beweging, en eindelijk over de krachtmeters (dynamometers). De krachten van levende wezens worden eerstelijk in overweging genomen, ten aanzien der verschilende wijzen, waarop die krachten met of zonder werktuigen gebruikt worden; ten aanzien van middelbaar vermogen en hoeveelheid van werking, met beschrijving der werktuigen, door welke menschen of dieren door gewigt (drukking) of spierkracht arbeiden. Het volgende Hoofdstuk is gewijd aan de ontwikkeling van de kracht des waters. Voor zooverre dit gedeelte het licht ziet, bevat het, na algemeene beschouwingen over de leer van het evenwigt en de beweging des waters, benevens deszelfs botsende en drukkende kracht, inzonderheid eene beschrijving en afbeelding van allerlei waterraderen, zoo wel verticale als horizontale, waarbij wij den Schrijver onmogelijk kunnen volgen, zonder te lang of - onverstaanbaar te worden. De kracht van lucht en stoom zal denkelijk volgen. Moeijelijk is het te bepalen, hoe breed dit werk zal uitloopen. Schrijver en Uitgever hebben echter zooveel mogelijk getracht te zorgen, dat niet door te groote kosten eene algemeene deelneming verhinderd worde. Daartoe verschijnt de druk zoo, dat om de twee maandenGa naar voetnoot(*) eene Aflevering het licht ziet van 6 vellen druks, kostende bij inteekening 90 cent. De platen zijn groote uitslaande in steendruk (hier | |
[pagina 349]
| |
en daar wat onduidelijk), en worden tegen 15 centen berekend; een matige prijs. De letterdruk is zeer digt. Om het belang van dit werk, dat eene ware behoefte vervult, wenschen wij aan hetzelve een goed vertier toe. Het Technologisch Handboek van uilkens, door de Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen uitgegeven, mist, naar deszelfs bijzonder oogmerk, die streng wetenschappelijke ontwikkeling, die, bij de hoogte, waartoe de toepassing der Wis-, Natuur- en Scheikunde opgevoerd is, in onze dagen niet kan gemist worden. Die toepassing heeft in de laatste jaren reuzenschreden gedaan. Men denke alleen eens aan de stoomkracht! Inderdaad, een wetenschappelijk Handboek der Technologie is van de uitgebreidste nuttigheid. Wij noemen alleen fabrikanten (en deze tak van welvaart begint in ons vaderland het hoofd weder op te heffen), vervaardigers van werktuigen, waterbouwkundigen, bouwmeesters, stichters, eigenaars, opzigters van trasijken, kunstenaars, landbouwers, ja allerlei soort van ambachtslieden, die meer willen, dan machinaal werken; gezwegen nu van zoo vele andere standen der maatschappij, staatshuishoudkundigen, bestuurders, kapitalisten. Maar in het algemeen, ‘betaamt het den beschaafden mensch, met den oorsprong der vruchten van de beschaving onbekend te zijn, die hij elk oogenblik geniet? Behoort hij zich niet te schamen, wanneer hij niet weet te beantwoorden: hoe wordt het brood gemaakt, waarmede hij zich voedt? Vanwaar het mes, de schotel en het tafellaken, die hierbij gebezigd worden? Vanwaar het laken en het linnen, waarmede hij zich bedekt? Vanwaar het papier, waarop hij zijne denkbeelden als redelijk wezen ter nederzet, en de pen, die hem hierin behulpzaam is? Vanwaar het werktuig, dat hem den tijd leert meten?’ Als proeve van de manier van behandeling kiezen wij, om onze Lezers nog nader met dit belangrijk werk bekend te maken, kortheidshalve, wat de Schrijver zegt van de aanwending der menschelijke spierkracht, door zittende te werken. ‘Een arbeider kan zittende, zoo hij met zijne voeten tegen ten onbewegelijk punt steunt, onder het vooren achterover bewegen des ligchaams, met de handen trekken en duwen, en onmiddellijk eene heen- en wedergaande beweging voortbrengen, zoo als het bij de gewone steenzaag plaats heeft,’ enz. En van dit zagen heet het verder: ‘Het vermogen, dat middelbaar bij het zagen aange- | |
[pagina 350]
| |
wend wordt, bedraagt 14 ℔ gedurende 8 uren. Hoeveel invloed de stof heeft, blijkt reeds daardoor, dat het zagen van droog hout ¼ meer kracht vordert [dan van groen]. Nog meer verschillend is dit bij verschillende steensoorten. Om eene Par. toise in albaster van de Pyreneën door te zagen, verloopen 56 uren; in grijzen graniet van Normandië, 504 uren; in rood en groen porfier, 1177 uren. Later, bij de behandeling van deze bewerking, zullen wij verder hierover uitweiden. Het volgende zij dan voldoende. Men heeft in Engeland waargenomen, dat twee arbeiders in 6 dagen 27870 vierk. palm planken van dennenhout, ter breedte van 6 palm, leverden. Zij ontvingen hiervoor f 72-: arbeidsloon. De zaag met het raam had een gewigt van 20 ℔; zij maakten met dezelve 248,544 loodregt op- en nedergaande bewegingen; dus werd 4,970,880 ℔ in dien tijd bewogen, zonder de inspanning der kracht tot het overwinnen van den zamenhang in aanmerking te nemen. Het getal zaagtrekken elken dag bedroeg voor beiden 41424, dus voor ieder 20712; hetgeen voor een' aanhoudenden arbeid van 8 uren in elk uur 2589 bedraagt, en in elke minuut omstreeks 43. - Eene andere proef leerde, dat een man in 145″ met eene kracht van 12 ℔ 200 zaagtrekken van ongeveer 5 palm lengte maken, doch dit naauwelijks 3′ volhouden kan. Dit geeft 83 trekken in elke minuut, het dubbele van het vorige geval.’ Wij kunnen niet nazien, waar en in hoeverre de Schrijver het werk van poppe, dat wij wel gebruikt hebben, doch niet in eigendom bezitten, gevolgd zij. Toen hij echter bl. 16 van otto von guericke sprak als onzen landgenoot, schijnt hij te hebben vertaald, daar een Nederlander eenen Maagdenburger zijn' landgenoot niet zal noemen. Doch dit is vast eene vergissing. Het spijt ons, dat bleekrode bladz. 226 slechts in het voorbijgaan melding maakt van de hydrostatische pers, dat vermogende werktuig. Misschien echter daarover nader. Wij hopen, dat het den kundigen vervaardiger niet ontbreke aan lust en opgewektheid, om zijnen belangrijken arbeid voort te zetten en te voltooijen; den Uitgever niet aan aanmoediging, en den Steendrukker niet aan bedachtzaamheid, om een werk van dit belang met goede afbeeldingen te voorzien |
|