1677, naar eene schets, door den Nederlandschen Bevelhebber, jacob benckes, aan den Prins van Oranje overgezonden. Wij zullen ons ook thans weder van een verslag des inhouds ontslaan, daar zulks te veel plaats zou vereischen, en in eene eigenlijke beoordeeling treden wij even min, daar ons geene aanmerkingen, der vermelding waardig, zijn voorgekomen. De kritiek zou dus in loutere vitlust ontaarden, waarvoor wij ons altijd hopen te wachten.