Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1837

Vertellingen aan mijn Petekind, of de Peetoom op reis. Uit het Fransch. Met Platen. Te Amsterdam, bij P.R. Otto. In kl. 8vo. 303 Bl. f 1-50.

Bij den grooten voorraad van geschriften en geschriftjes voor de jeugd, kan men echter het pogen, om dien voorraad met goede, hetzij oorspronkelijke, hetzij vertaalde, bijdragen te vermeerderen, niet afkeuren. Voor de kleine menschen hangt er veel, onberekenbaar veel van af, (zoo wel met betrekking tot de vorming van het verstand als van het hart) welke lektuur zij in handen krijgen; en, is het lezen van onbeduidende boeken voor volwassenen, ten zachtste

[p. 676]

uitgedrukt, tijdverlies, voor het kind en den jongeling, voor het knaapje en meisje is het verlies grooter.

Het hier aangekondigde werkje bevat, in den vorm van verhalen, menige nuttige zedelijke wenken. De jeugdige lezers leeren het gevaarlijke der onbedachtzaamheid, ongehoorzaamheid en andere gebreken opmerken. Zij worden aangespoord tot menschenliefde, tot vertrouwen op de Voorzienigheid enz. De Vertaalster heeft zich van hare taak, over het algemeen, wèl gekweten. Echter had zij, dunkt ons, eene meer Nederlandsche tint aan het geheel kunnen geven, en hier en daar minder schroomvallig moeten overbrengen, zoo als b.v. prier door bidden, waar het, naar ons taaleigen, verzoeken moest zijn. Wij lazen het werkje met belangstelling, en durven het gerustelijk aan ouders en opvoeders aanbevelen. Ook de uitwendige gedaante van het boeksken, dat met twee weluitgevoerde plaatjes versierd is, maakt het geschikt tot een aanmoedigend geschenk voor de lieve jeugd, bij welke wij het eene gunstige opname toewenschen.