Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1837
(1837)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 198]
| |
De rationeel-empirische Geneeswijze in de Geneeskunst verdedigd tegen Dr. J.F.P. Schönfeld, en de geest der Homöopathische Geneesleer van Dr. S. Hahnemann getoetst aan rede en ervaring, door B. Eekma, M.D. enz. te Hoogezand. Te Groningen, bij C.M. van Bolhuis Hoitsema. 1836. In gr. 8vo. 244 Bl. f 2-:De provincie Groningen, waar men anders niet gewoon is het nieuwe zoo spoedig te huldigen, schijnt, wat de Homöopathie betreft, eene uitzondering te maken. Uit eenen brief van den Heer eekma, die het werk van zijn WelEd. Z. Gel., tot voorberigt verstrekt, blijkt, dat eenige Doctoren te Groningen zich tot een homöopathisch gezelschap vereenigd hebben. Dit kan nuttig wezen: beproeft alle dingen, behoudt het goede. Dat de Homöopathie het gesprek van den dag is, - welnu? waar het hart vol van is, daar vloeije de mond van over. Zoo ging het denkelijk ook in der tijd met het Magnetismus; zoo zal het met elke nieuwigheid gaan, die ter kennis van het publiek komt. Hoe zouden de musards anders ook den dag doorkomen? Minder goed is het, dat reeds de eene lapdoos voor, de andere na uit Duitschland wordt ontboden. (Bl. 20.) De inhoud van doozen is niet onverschillig: men denke aan die van pandora! En wanneer, volgens hahnemann, de schurftsmet (met verlof!) aan vele ziekten ten grond ligt en ter genezing behoort ontwikkeld te worden, aan welke walgelijke ziekten wierden de goede ingezetenen dan niet blootgesteld? Dewijl er zoo oneindig weinig toe noodig is van de Hahnemannsche geneesmiddelen, ja soms reeds het rieken toereikende is, welke gevolgen zoude eene aardigheid niet kunnen hebben! Wij willen hierop vooral de Dames indachtig gemaakt hebben. Over zekere beestjes,Ga naar voetnoot(*) die langs denzelf- | |
[pagina 199]
| |
den weg tot het leven zouden kunnen geroepen worden, zwijgen wij liefst, ook uit vrees van in handen te vallen der anticritici van den Rec. der Rec. Men mogt ons dadelijk van de orde der Geneeskundigen uitsluiten, en ons, op onzen leeftijd, alle hoop benemen, om nog eens in die der Natuurkundigen en der Wijsgeeren opgenomen te worden! Elk streeft in onzen tijd naar hooger, al moest hij daartoe ook lid eener Cynische maatschappij worden, of zich door een' anderen diogenes in het aangezigt laten spuwen, of over dag zelfs in de ton zitten, - onverschillig, als hij slechts opgang maakt en zijn lieve ik het doel bereikt! Ondanks het wederstreven van den gemoedelijken Boekhandelaar h.v. huizingh te Winschoten, (rara avis) ontvangen wij door c.m. van bolhuis hoitsema de verdediging der rationeel-empirische Geneeswijze van Dr. eekma tegen Dr. j.f.p. schönfeld. Tegen dezen laatsten heeft Dr. smit reeds eene lans gebroken; Dr. eekma treedt thans in het strijdperk, volgens den brief echter op eene vriendschappelijke wijze. Dat Dr. eekma evenwel met partij niet altijd even zacht omspringt, is vroeger bij eene andere gelegenheid gebleken.Ga naar voetnoot(*) Hoe het Dr. eekma bevreemdt, dat de Homöopathie veld kan winnen, bevatten wij niet, na de lezing van een der vier gekozene motto's, en wel dat van cicero: Fabula, etsi sit incredibilis, tamen homines commovet. Juist het ongeloofelijke sprookje trekt den grooten hoop, en lokt denzelven aan de vensters, wanneer de groene ezel, of wie zijne plaats inneemt, door de straten trekt. Laat ons echter indachtig zijn aan het sluitmotto van den Heer eekma: Claudite jam rivos pueri, sat prata biberunt, hetwelk aldus vertaald wordt: Jongens, laat den duiker neêr,
Want de sloot is volgeloopen;
| |
[pagina 200]
| |
't Land behoeft geen water meer,
En het vee dient niet verzopen.
Hoe gaarne wij verder den Schrijver op den voet zouden willen volgen, mogen wij ons hierin niet toegeven; wij hebben nog andere, voor ons staande, Homöopathische geregten te vermelden. Plaatsgebrek verbiedt eene verdere ontleding. Wij bepalen ons derhalve slechts tot het navolgende. De Schrijver noemt zijne schets van de geneeswijze der rationele Medici eene zeer onvolledige. Zij kon in zulk een eng bestek (46 bladzijden) niet wel vollediger wezen. Intusschen is zij nog te hoog voor het minder kundige publiek, hetwelk niet zoo diep kan indringen. Voor dit publiek is veel te veel gezegd; de Geneeskundige vindt er slechts eene herhaling van hetgeen hij weet, of dat reeds door zimmermann, en dit erkent zeker de Heer eekma, veel beter gezegd is. Kwakzalvers, dweepers en domkoppen zullen door dit anders welgeschreven vertoog beter noch wijzer worden. De Heer eekma vergunne ons de aanmerking, ten nutte der leeken en ter beteugeling van het verderfelijk Empirismus, dat het sulphas chininae een voortreffelijk middel is, maar noch altijd heilzaam, noch, in geen geval, goddelijk (in de gewone beteekenis) te noemen is. Wij erkennen deszelfs vinding met dankbaarheid, maar keuren zulk eene lofspraak af, als zijnde hetzelve een te krachtig middel, om zoo onbepaald aangeprezen te worden. - Verder houdt de Heer eekma eene soort van pleitrede voor het rationeel Empirisme tegen hahnemann c.s., caspari en Dr. schönfeld, hier en daar eene soort van Philippica, soms scherp op den man af, hetwelk, blijkens de ondervinding, den Schrijver wel toevertrouwd is. De Homöopathische Geneesleer wordt nu getoetst aan rede en gezond verstand, bl. 109. Hier kan de uitslag niet twijfelachtig wezen. Of het echter hier de plaats zij, het gezag van Prof. de la faille tegenover het gezag van hahnemann te stellen, trekken wij | |
[pagina 201]
| |
in twijfel, ten zij hier de gelegenheid moest gevonden worden, om eene welverdiende, maar hier niet behoorende pligtpleging aan den Heer de la faille af te leggen, zoo als dit op de vorige bladzijde aan de Heeren stratingh, tellegen en busch is geschied. Waar rede en gezond verstand moeten beslissen, komt geen gezag te pas. Hetgeen de Schrijver zegt bl. 132, in de noot, geldt ook van het gezag: ‘Hier kan ik niet in gebreke blijven den lezer aandachtig (indachtig) te maken, hoe ligt men zijn gezond verstand verliest, wanneer men zich eens in dienst van eenen systeemmaker begeven heeft.’ Waar rede en gezond verstand de ondervinding besturen, daar kan ook hare zegepraal niet twijfelachtig zijn. De Heer eekma moest dus ook in Hoofdst. IV zijne zaak wel behandelen; ofschoon hij zich hier wederom in bijzaken verliest, als de beoordeeling van wijlen de Hoogl. thuessink en bakker; zij is wel niet onbelangrijk, maar komt hier minder te pas, en maakt zijn geschrift omslagtig. Ten bewijze strekke ook, bl. 169, de molenaar lammert mulder! Het vijfde Hoofdstuk, tegen de leer, aan de orde van den dag, van den Wonder-Doctor van Winschoten, mag als eene toegift beschouwd worden. Wanneer de Schrijver zegt: ‘Wij zullen onzen tijd niet verspillen met het uitleggen dezer homöopathische werkingen, wetende, dat één zot meer kan vragen, dan zeven wijzen kunnen beantwoorden,’ berusten wij daarin. Wij stappen dus over Hoofdst. VI en VII heen, als hier eene herhaling meenende te vinden van hetgeen reeds in de vorige Hoofdstukken zoo breed is uitgemeten. Slechts veroorloven wij ons de vraag, of het den Schrijver ernst was met de stelling van het navolgende: ‘Zou het wel onvoegzaam zijn, indien men in het vervolg in de Geneeskundige Faculteit twee soorten van diplomata afgaf: aan de kundigen, dat van naar de lessen van de oude leer te mogen practiseren; aan de minkundigen een diploma van alleen te mogen homöo- | |
[pagina 202]
| |
pathiseren.’? Welken graad zoude, dien ten gevolge, de Heer salomon abrahamus bleekrode, den 29 April l.l. gepromoveerd, (bl. 153) waardig geweest zijn? Wat wordt hier van rede en gezond verstand? Maar zacht - herinneren wij ons het gezegde bl. 219, ‘dat één zot meer kan vragen, dan zeven wijzen kunnen beantwoorden!’ Wij troosten ons echter, in elk geval, met een motto van den Schrijver: Ayez dans votre folie un fonds de raison. |
|