Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1837
(1837)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 168]
| |
Lodewijk de Geer. Eene bijdrage tot de Handelgeschiedenis van Amsterdam, in de zeventiende Eeuw. 's Gravenhage en Amsterdam, bij de Gebr. van Cleef. In gr. 8vo. 182 Bl. f 2-:Het is den regtgeaarden Nederlander aangenaam, de verdiensten, die sommigen zijner landgenooten niet alleen bij hun eigen Vaderland, maar ook bij andere Landen gehad, en waardoor zij zich als goede en nuttige wereldburgers betoond hebben, door den getrouwen en onpartijdigen Geschiedschrijver naar waarde verhaald te zien. Als hiertoe dienende, is ons deze Levensbeschrijving van den niet algemeen bekenden lodewijk de geer welkom, die niet alleen is, wat zij op den titel met regt genoemd wordt, maar die ook in zichzelve de verdienstelijkheid van de geer, in meer dan één opzigt gebleken, loffelijk vermeldt. ‘Zij is (gelijk de Schrijver, in de Inleiding, bl. 3, zegt) der nagedachtenis gewijd van lodewijk de geer, een' Hollander, wel niet door geboorte,Ga naar voetnoot(*) maar door opvoeding, inwoning en gezindheid, die, als Amsterdamsch burger en koopman, in de eerste helft der zeventiende eeuw, gedurende het merkwaardig tijdvak van den dertigjarigen oorlog, eenen beslissenden invloed oefende op onze Noordsche handelbetrekkingen, en zich daardoor, benevens bij Holland, ook bij Zweden bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt.’ De Schrijver gewaagt eerst kortelijk van de geer's geboorte en vorming, en geeft vervolgens, ‘om den aard en voortgang van deszelfs ondernemingen in Zweden te ontwikkelen,’ een terugzigt op den handel met het Noorden, in de zestiende eeuw. - Vervolgens doet hij verslag van deszelfs handelverrigtingen, bijzonder door het pachten en naderhand aankoopen der ijzersmelterijen van Finspong, Norkoping, en elders in Zweden, door hem onder het beheer gesteld van zijnen voormaligen landgenoot debesche; alsmede door het aanleggen van kopersmederijen; door welk een en ander hij zoo wel voor de uitbreiding des handels van zijn | |
[pagina 169]
| |
eigen Vaderland, als voor de welvaart van Zweden nuttig was. - Verder verhaalt de Schrijver, hoe de geer zich, ten jare 1644, in staat en gewillig betoonde, om in de Hollandsche havens, op eigene kosten, eene hulpvloot uit te rusten, ‘die in den oorlog van Zweden tegen Denemarken, met die der eerstgenoemde Mogendheid vereenigd, de kans ten haren voordeele deed overslaan.’ Wat hiertoe door de geer verrigt is, wordt door den Schrijver omstandig aangewezen, waarvan wij hier geen breeder uittreksel kunnen geven. Hierop schetst hij kortelijk de geer's laatste levensjaren en ettelijke bijzonderheden, waardoor deszelfs verstandige en godsdienstig edele denk- en handelwijze kenbaar wordt, waaronder ook deszelfs liefdadigheid en bevordering van verlichting loffelijk uitmunten. Belangrijk zijn de Bijvoegsels, 25 in getal, welke de Schrijver teregt noemt ‘eenige bijzonderheden, Holland en Zweden vooral in betrekking tot elkander betreffende, en niet zonder verband met de voorgaande levensbeschrijving.’ Menige niet zoo algemeen bekende merkwaardigheid, ter eere van onze verdienstelijke landgenooten in meer dan één vak, zal men daarin met welgevallen aantreffen. De stijl van dit werkje laat zich over het geheel, en zoo veel de aard van het onderwerp toelaat, met genoegen lezen. Hier en daar vinden wij een wat al te menigvuldig gebruik van het afgekorte 't voor het, waardoor eenige hardheid veroorzaakt wordt. Als, voor dan, achter den vergelijkenden trap, bl. 9 en elders, en een' zege voor een zegen, bl. 103, zullen wel drukfouten zijn. Voor het overige is de typographische uitvoering fraai. De Schrijver houdt zijnen naam verborgen, zoo het schijnt, onder de letter L, die men onder het boven aangehaalde vóór de Bijvoegsels vindt. Mogt Rec. gissen, dan zou hij vermoeden, dat men deze Levensbeschrijving van lodewijk de geer aan iemand uit het adellijk Geslacht van dezen naam, dat nog heden in ons Vaderland bestaat, te danken heeft; doch hij wil het incognito eerbiedigen. - Zoo veel althans blijkt uit dit geschrift, dat den Schrijver, tot het zamenstellen van hetzelve, de gunstigste gelegenheden en hulpmiddelen te beurt gevallen zijn, daar hij hiertoe, onder anderen, van eenige door 's Mans nakomelingen bewaarde stukken gebruik gemaakt, en tot 's Rijks Archief te 's Gravenhage den toegang gehad heeft, maar ook daar hij vóór | |
[pagina 170]
| |
eenige jaren door Zweden gereisd, en hierdoor tot het opstellen van deze bijdrage aanleiding gekregen heeft, en, wat men niet algemeen vindt, met de Zweedsche Taal en Letterkunde bekend is; zoodat hij tot de opgenomene taak allezins bevoegd gerekend mag worden. |
|