Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1837
(1837)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 17]
| |
De Schrijver, die reeds vóór drie jaren eene Handleiding tot bevordering van de Zijdeteelt in Nederland in het licht heeft gegeven, tracht in dit stukje dezen tak van nijverheid, welke thans in Noord-Nederland geheel schijnt te zullen verkwijnen, op te beuren en te verlevendigen. De redenen, die deze industrie tegenwerken, zijn, volgens hem, in de veranderde inzigten en daardoor ook geheel ophoudende medewerking van het Gouvernement en in het vooroordeel tegen het klimaat onzes lands gelegen. Daar het Gouvernement vroeger in de zuidelijke, thans afgescheidene, Provinciën deze industrie krachtdadig ondersteunde, en haar ook in de noordelijke deelen trachtte te bevorderen, is deszelfs besluit, om daarvan thans geheel af te zien, eenigzins vreemd, maar vermoedelijk ontstaan door de groote opofferingen, die de daarstelling van het model-etablissement nabij Ath, in de Provincie Henegouwen, aan hetzelve bereids gekost heeft. Doch de schuld schijnt hier voornamelijk, zoo niet alleen, in een te kostbaar plan van inrigting gezocht te moeten worden. Wat het klimaat betreft, zulks kan of de plantsoenen van moerbeziën benadeelen, of wel het opkweeken der zijdewormen verhinderen. De Schrijver toont aan, dat de moerbezieboomen niet meer aan bevriezen zijn blootgesteld dan andere houtsoorten, die aan ons klimaat eigen zijn. Zelfs bij Stokholm, op 59o noorderbreedte, slaagt de witte moerbezieboom goed, en men heeft er goede zijde verkregen; hebbende deze boom aldaar de koudste winters der vorige eeuw, zelfs die van het jaar 1789, zonder nadeel doorgestaan. In Rusland groeit dezelve zeer goed, bij Pultava en Kiew op 50o, 28′ noorderbreedte, en wordt ook aldaar de zijdeteelt met goed gevolg gedreven, niettegenstaande de thermometer des winters gewoonlijk onder 0 van Fahrenheit valt en de witte moerbezieboom niet vóór het einde van Mei in blad komt. Tot het opkweeken der zijdewormen wordt tijdelijke verwarming van het locaal vereischt; maar zulks is evenzeer in zuidelijke streken van Europa noodwen- | |
[pagina 18]
| |
dig, zoodat ook dáár in goede inrigtingen van zijdeteelt nu en dan vuur gestookt wordt ter verwarming en vlammende vuren ter verdunning der lucht bij vochtig weder; weshalve het verschil tusschen de aldaar plaats hebbende opvoeding van zijdewormen en de onze geacht kan worden te bestaan in eene geringe hoeveelheid van meerder of minder brandstoffen. |
|