Aan de Belgische commissie tot den Belgischen leeuw.
Ja wel, gij hebt gelijk, Mijnheeren;
De Leeuw van België moet keeren,
Die nu zijn achterst' (met verlof)
Den vijand zien laat - niet alsof
Hij dien verachtte, maar wijl 't vlieden
Hem wordt belet door zek're lieden,
Die, even als het makke beest,
Voor Hollands Tuinleeuw zijn bevreesd.
't Kon anders van zijn meesters leeren,
Hoe men glorieus zich om kan keeren,
En ook omwent'len, op de wijs
Van 't immer wentelziek Parijs! -
Maar toch, een Leeuw heeft soms zijn kuren;
Hij mogt u 't keeren doen bezuren.....
'k Weet raad, geeft gij mij slechts gehoor:
Het keeren moet er nu toch door.
Gij kent Martin? Nu, doet hem komen;
Hem, wien zelfs wilde dieren schromen:
Hij keert u 't luije beest, ja laat
Het dansen zelfs, op Fransche maat!
Maart, 1836.
IJ.
Correctie der twee laatste regels van het Vaarwel aan Mad' ponchard (zie het vorige No):
Vaarwel, Ponchard! gij deedt eene uwer waarde keuze:
Fransch bloed, Fransch spel, Fransch goud, Fransch lak - der Belgen leuze!