Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1836
(1836)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 197]
| |
over dezen het sinds lang zoo ongeduldig verbeide vonnis des doods was uitgesproken): ‘Geheel Parijs is één enkel kolossaal Bal. 't Is een algemeen Bacchanaal en Saturnaliën-feest, dat eerst in den morgen, bij volle daglicht, in de Voorsteden eindigt.’ - ‘De Parijzenaars vliegen heen en weder van het Bal naar het Paleis van Justitie, en onder de dansen van den nacht worden de afspraken gemaakt, om gezamenlijk de strafvoltrekkingen te gaan bijwonen!Ga naar voetnoot(*) Het gaat er zedeloozer toe, dan immer te voren.’ - Een Fransch Schrijver zelfs roept zijnen lezer toe: ‘Ga naar het Bal musard, zoo gij weten wilt, wat de dronkenschap is van een Bacchusfeest, tot razernij opgevoerd!’ Te midden der Fransche uitsporigheid, welke zelfs thans eene bijzit des moordenaars openlijk huldigt, deed het ons wèl, de taal van eenen Parijzenaar te hooren, die, van beteren geest getuigende, ons zijne wulpsche en weelderige landen stadgenooten even waar als treffend vertoont, en ten toon stelt tevens, in zijn oordeel over dusgenaamde Bals ten voordeele der Armen: ‘Wie daar? (Een knecht komt binnen.) Een brief? - O! ik zie het; een biljet van uitnoodiging tot een Bal voor de Armen. Het kost twintig franken. Een Armen-Bal! Wat al weelde, vermaak, schitterende verlichting, keurige versnaperingen enz., om den armen een pond brood, eene kaars en een takkebos te bezorgen! Verwonderlijke liefdadigheid! Wij zijn toch eene zonderlinge Natie; wij betrachten geene deugd, dan op voorwaarde, dat wij dansen! Laat men dan de Deugd doen dansen! Voldoet den Evangeliepligt op de maat van musard; streeft Hemelwaarts op den Deenschen galop; weest Christenen ten gevalle eener St. Simoniste! Gij hebt uwe twintig franken gegeven; tien gaan er af voor de onkosten van het waslicht, versiering der zaal, ververschingen enz. Zijt ge eene vrouw, er moet toilet zijn, een nieuw kleedje, bloemen, pluimen, een kapper, handschoenen, satijnen schoeisel, een rijtuig. Maak uwe rekening zoo | |
[pagina 198]
| |
naauw beperkt mogelijk, het kost u tweehonderd franken; hierbij de twintig voor het biljet, en ge hebt 220 franken besteed; waarom? om 10 franken aan de armen te geven. Tien franken voor hen, 210 voor uw vermaak en voor uwe ijdelheid. Welk eene deugd! 't Is verwonderlijk. Ach! waarom kan men alle de voorstandsters, alle de dansers en danseressen dier zoo weldadige Bals, zoo niet zalig-, ten minste heiligspreken! (canoniseren.) En ondertusschen, 't is maar zoo. - Laten achtingwaardige mannen, laten vrouwen, welke zich aan de verligting der armoede toewijdden, zich aan uw huis vervoegen en u om eene gift smeeken; gemelijk haalt gij een ellendig stuk gelds uit uwe beurs ten voorschijn, begraauwt uwen knecht, omdat hij zeide, dat ge thuis waart, en geeft bevel, zulke vragers in 't vervolg aan de deur af te wijzen. Maar, zoo eene bevallige uitnoodiging op rozekleurd papier, onderteekend door eene of andere Hofdame, tot u komt, haast ge u, om dezelve aan te nemen; gij betaalt in goud; gij belast u gaarne om biljetten te plaatsen: is dat uit liefde voor uwe arme broeders en zusters? neen! 't is uit ijdelheid. Is 't niet betreurenswaardig, dat de hoofdpligt van den mensch jegens zijns gelijken niet vervuld wordt, dan alleen wanneer men heden op eene dwaasheid en morgen op eene ondeugd speculeert? Want men heeft ook loterijen voor de armen. Het zedebedervende loterijspel zelfs wordt te hulp geroepen ter gunste der behoeftigen; armhartige vergoeding voor alwat hetzelve hun heeft ontstolen! Zijn er dan geen andere middelen, om de rijken belangstelling in te boezemen voor de ellenden der armen? Immers, men moet het bekennen, de rijke stelt te Parijs alleen belang in zijn eigen vermaak; hij heeft medelijden met de armoede, mits men hem doe lagchen; hij ondersteunt haar, mits men hem doe dansen; hij verzaakt haar niet, mits men hem bedwelme door spel en dans! Is dit dan alles, wat men van en voor de menschelijkheid te wachten en te hopen heeft?... Indien ja; indien zij, die sedert twintig jaren aan de geldkist van den rijke kloppen in naam der armen, overtuigd zijn geworden, dat men dezelve niet kan openen, dan op den klank der viool, - danst dan, mijne vrienden! danst veel, danst altijd; maar vergunt mij u te zeggen, dat hij, die zijn offer, hoe gering ook, onmiddellijk naar de vliering des nooddruftigen zendt, zonder voor | |
[pagina 199]
| |
dat offer vooraf een regt van contredans of galopade te vorderen, de Christelijke liefdadigheid beter verstaat dan gij. Henri, zendt dit biljet terug, en breng deze twintig franken naar het Bureau van Weldadigheid.’ |
|