Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1836

De Eichhorns.

A.

Hebt gij nog de eichhorns niet gehoord?

Weet, dat ge uzelven dan bezondigt,

Ja zelfs uwe eeuw op 't felst verstoort!

(Dit heeft ons 't Handelsblad verkondigd.)

B.

Gij kent mij als een Christen toch,

Die van zijn' pligt zich graag wil kwijten?

Maar 'k wacht een grooter lokäas nog,

Dat mij bewege om toe te bijten.

Eerst speelde 't wond're broederpaar

De vedel als gewone menschen;

Vervolgens op eene enk'le snaar,

Zoo mooi als men dit maar kon wenschen:

Dat blijft er nog gewis niet bij;

Zij zullen 't best voor 't lest wel sparen,

En eerstdaags, denk ik, spelen zij

Op twee violen zonder snaren!

IJ.