Onwederlegbaar betoog.
Eene ware Anecdote.
In zek're zamenkomst der Ridders van de Plak
(Die, zoo men weet, in vele zaken
Hun stem te vaak beslissend maken)
Werd, bij 't verschijnen van een' nieuwen Almanak,
Dien de eene prees en de and're scherp bleef laken,
Ook over 't draaijen van den aardbol fel getwist.
't Geschil werd heftig, en, juist daardoor, niets beslist.
Een schrand're bol, die zich door niets liet buigen,
En door geen reden, hoe gegrond, was te overtuigen,
Hield op 't hardnekkigste den strijd met allen vol.
‘Ik zeg u,’ riep hij, ‘ja 'k blijf stijf en sterk beweren:
't Is schande voor ons vak, zoo iets der jeugd te leeren!
U allen is 't verstand op hol.
De zon draait, dit is buiten kijf,
En de aarde is slechts een platte schijf.
Wilt gij hiervan 't bewijs, gij hoeft niet ver te loopen;
Sla 't boek van Josua maar open;
Daar vindt gij, (zwijg, wie niet gelooven wil!)
De Rigter wenkt, de zon staat stil.’ -
Een Predikant, die 't lang had aangehoord
En wien 't getwist verveelde, nam nu 't woord
En sprak: ‘Gij hebt gelijk, men vindt dit daar geschreven;
Doch waar vindt gij vermeld, (wil 't vrij te kennen geven)
Dat, na volbragte dienst, gestuit op hare baan,
Held Josua der zon beval weêr voort te gaan?
Dat de aard' dus draait, blijf ik op d'eigen grond beweren,
En gij kunt nu voortaan der jeugd dit veilig leeren.’
|
|